Lier

Zitting van 17 februari 2020

Van 19:30 uur.

 

Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

REGELING DER WERKZAAMHEDEN

 

 

Besluit:

Kennisgenomen.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

MONDELINGE VRAGEN

 

MOTIVERING

Mondelinge vraag 1 : van Evi Van Camp (CD&V) i.v.m. snoeien van bomen

We stelden vast dat begin februari een aantal bomen een grondige snoeibeurt kregen. Misschien sommige bomen wel iets te grondig, als het nog zou gaan vriezen… Daarom had ik graag meer informatie gekregen omtrent volgende aspecten:

        Wat is de visie van de stad om deze sierbomen op deze manier te snoeien?

        Hebben de diensten dit zelf gedaan of werd dit uitbesteed?

        Wat is de reden om de snoei zo drastisch te doen?

 

Antwoord schepen Bert Wollants:

Voor de kapwerkzaamheden in de bossen (Speelbos Ouderijstraat en de Maasfortbaan) zijn de bewoners op de hoogte gebracht middels een persbericht, bewonersbrief, informatie op de website, facebook, en informatieborden ter plaatse (zie bijlage).

Het speelbos wordt op 20 februari weer herbeplant en in het najaar zal een deel van het Maasfortbos worden herbeplant.

 

De boom werd verwijderd om het ledigen van de OCT’s in de Kartuizersvest mogelijk te maken tijdens de omleiding voor bouwwerken. Zowel de kosten voor het verwijderen van de boom, de waardevermindering en het terugplaatsen van een nieuwe boom werden aan de bouwheer doorgerekend. De vraag voor het verwijderen van de boom kwam vanuit de cel verkeer, de groendienst ging ervan uit dat het verwijderen van de boom mee opgenomen was in de communicatie over de omleiding. Mogelijk is hierdoor de communicatie wat misgelopen. Na de bouw zal er in het najaar weer een nieuwe boom worden geplant.

 

Betreft de Lindenstraat:

De Lindestraat is een smalle straat. De takken van de bomen groeide tegen de gevels. De werken werden uitgevoerd door onze  eigen groendienst.

 

Vanwege de smalle straat en de standplaats dicht tegen de gevels is het nodig dat de bomen om de ca. 5 jaar worden teruggezet. Na het terugzetten hebben de bomen dan weer een aantal jaar om weer te kunnen uitgroeien. Deze manier van werken voorkomt dat er jaarlijks snoeiwerkzaamheden moeten plaatsvinden omdat de takken tegen de gevel groeien.

 

 

Mondelinge vraag 2 : van Freddy Callaerts (sp.a) i.v.m. charter Werftransport

Lokale overheden,de Bouwunie,Confederatie Bouw en Fema slaan de handen in elkaar met het charter Werfstransport.

Met dit initiatief kunnen gemeenten en de bouwsector bijdragen aan een maximale bereikbare, leefbare en veilige schoolomgeving tijdens private en publieke bouw-en wegenwerken.

Al 55 gemeenten in Vlaanderen hebben dit charter ondertekend.

 

Met het Charter Werftransport kan je als gemeente:

        een duidelijk signaal geven dat je inzet op een veilige en leefbare stad

        eenvoudig in dialoog gaan met aannemers en scholen

        het werfverkeer in schoolomgevingen constructief aanpakken

In onze regio hebben de gemeenten Berlaar,Boechout,Kontich,Ranst en Wijnegem zich al ingeschreven.

 

Ik wil dan ook vragen waarom het cbs zich nog niet heeft ingeschreven en ik zou er willen op aandringen om dit charter alsnog te ondertekenen.

 

Antwoord schepen Bert Wollants:

Geacht raadslid,

 

De voorwaarden van het charter werftransport worden momenteel al toegepast in het kader van de eigen werven en wanneer er signalisatievergunningen en aanvragen voor innames openbare weg worden ingediend. Er zijn dan ook geen redenen om het charter niet te ondertekenen. Hiertoe wordt momenteel een agendapunt voorbereid voor het schepencollege.

 

 

Mondelinge vraag 3 : van Marcel Taelman (Hart voor de Burger) i.v.m. oversteek Kazernedreef

Binnen kort zal er eindelijk een voetpad komen voor de bewoners van de Kazernedreef.

Graag wil ik toch aan de Schepen van mobiliteit vragen om te onderzoeken of een zebrapad voor fietsers en voetgangers niet mogelijk is naar de overkant van de Mechelsesteenweg. Dit voor de veiligheid van de zwakke weggebruiker, want in de praktijk steken daar heel wat mensen over.

 

Antwoord schepen Bert Wollants:

In het kader van de afwerking van het woonzorgcentrum wenst het schepencollege te voorzien in wegenis voor voetgangers- en fietsverkeer aan die zijde. Dat levert de mogelijkheid om een oversteek te installeren op de Mechelsesteenweg.

Dit vereist wel een aanpassing van de Mechelsesteenweg waarbij er tussen het huidige dubbelrichtingsfietspad en de rijweg ruimte moet worden gecreëerd voor opstelruimte. Indien dit niet gebeurt, zullen fietsers het dubbelrichtingsfietspad naar de binnenstad blokkeren. Dat zou gevaarlijke situaties opleveren die niet wenselijk zijn. Hieruit volgt dat er mogelijk wel een asverschuiving noodzakelijk wordt op de Mechelsesteenweg. Dit wordt momenteel nog verder uitgewerkt in afwachting van de voltooiing van de bouwwerken van het woonzorgcentrum.

 

 

Mondelinge vraag 4 : van Tom Claes (GROEN-Lier&Ko) i.v.m. Rijenweg

De Rijenweg, het smalle pad tussen de nieuwe appartementen van de Boterton en de frituur op de Lispersteenweg, is voor veel bewoners van het dichtbevolkte Lisp de kortste weg om te voet of met de fiets de dijken en het achterliggende Kloosterheide en Nazareth te bereiken. Ook als fietssluipweg om de immer gesloten bareel te ontwijken doet dit weggetje regelmatig dienst.

 

De toestand van dit pad laat echter meer dan te wensen over. Ondanks her en der wat oplapwerk aan de asfaltlaag, brokkelt deze langs de randen in grote stukken af. Kruisen is er bijzonder moeilijk omdat de weg bijzonder smal is, met een bakfiets of aanhangwagentje is er bijna geen beginnen aan. En voor wie van het rechte pad afwijkt, wacht een niet bijzonder uitnodigend uitziende gracht. Op donkere winterdagen komt daar nog bij dat het er behoorlijk karig verlicht is.

 

Het contrast met de blinkende aanleg van de naastgelegen nieuwe ontwikkeling is bijzonder groot, en vandaar ook volgende vragen:

        Is er nooit overwegen om dit pad mee op te nemen in de nieuwe buitenaanleg van de Boterton?

        Wat zijn de toekomstplannen met de Rijenweg? Voorziet het college een grondige aanpak van deze toch niet onbelangrijke doorsteek voor zachte weggebruikers?

 

Antwoord schepen Bert Wollants:

Bij de goedkeuring van het ontwerp van de verkaveling Rivierstraat (Botertonstraat) door het CBS van 5/10/2015 werd opgenomen dat ‘de aanpassing van de verbindingsweg Rivierstraat-Nete (Rijenweg) dient opgenomen te worden in dit dossier.’

De bedding van de Rijenweg, die historisch al lang in particuliere eigendom bleek, diende door de verkavelaar van de Boterton middels gratis grondafstand aan de stad te worden overgedragen in functie hiervan.

 

Het achterliggende perceel en het perceel vooraan waren echter geen eigendom van de verkavelaar. Hierdoor blijft de bedding hier in particuliere eigendom en kon er geen uniform tracé voor een trage verbinding ontworpen worden zonder bijkomende grondinnames. Er werden in het verleden wel contacten opgenomen met de eigenaars, verdere innames bleken zeer gevoelig te liggen.

 

Het tracé van de Rijenweg wordt voorlopig bezwaard met een mogelijks alternatief tracé in het kader van de fietsostrade Lier-Oost door de Provincie Antwerpen en Infrabel.

Zolang hieromtrent geen zekerheden zijn, is een herinrichting op korte termijn niet logisch.

 

Om deze redenen werd de aanpassing van de Rijenweg niet mee uitgevoerd in de verkaveling van de Boterton site. Zodra de discussie rond de fietsostrade in een verdere fase is, kan dit dossier opnieuw worden opgenomen.

 

BESLUIT

Art 1 :

Kennisgenomen.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

ACTUELE VRAGEN

 

MOTIVERING

Actuele vraag 1 : van Geert Marrin (GROEN-Lier&Ko) i.v.m. Normaalschoolsite

Buurtbewoners meldden ons dat het buurtoverlegcomité Normaalschool vandaag (maandag 17 februari) voor overleg werd uitgenodigd door het College van Burgemeester en Schepenen.

 

Graag had ik van de burgemeester antwoord gekregen op volgende vragen:

1)   Wat was de concrete aanleiding van dit overleg?

2)   Welke inhoudelijke zaken werden er gesproken?

3)   Leidde dit overleg tot enige afspraken en, zo ja, welke afspraken betreft het concreet?

4)   Welke volgende stappen zal u zetten om de impasse te doorbreken die u mee hebt veroorzaakt?

 

Antwoord burgemeester Frank Boogaerts:

Ieder gemeenteraadslid of elke politieke partij doet uiteraard aan politiek zoals zij of hij dat wenst. In een vorige zitting vond raadslid Coenen het nodig om een persoonlijke aanval op mijzelf te lanceren. Ook u speelt vandaag op de man. Dat is jullie keuze. Ik betreur deze manier van werken die getuigt van een negatieve ingesteldheid. Wij en ikzelf wensen positief te werken, ook in dit dossier.

 

Om op uw vragen te antwoorden:

1)   Wij willen verder gaan in het overleg met het Dadingcomité, zoals in het verleden trouwens.

2)   Er werd gesproken over de wensen van het comité met betrekking tot de parkeerproblematiek in de wijk het Looks. Wij vroegen hun ideeën op en hopen op een degelijke inbreng.

3)   Wij zullen na verder overleg onze engagementen in dit dossier aan hen overmaken.

4)   Wij blijven onderhandelen met het Dadingcomité om zo snel mogelijk te komen tot een definitief akkoord.

 

 

Actuele vraag 2 : van Ella Cornelis (Vlaams Belang) i.v.m. wateroverlast Mallekotstraat

Vanmiddag zondag 16/2 kreeg ik de melding dat, na een flinke regenbui, het water in de Mallekotstraat bleef staan, begin straat aan de even nummers.

In het verleden liep het water de huizen binnen en hiervoor ontstaat nu, blijkbaar terecht, opnieuw schrik bij de omwonenden Na herhaald aandringen om deze toestand aan te pakken, is hier blijkbaar nog niet veel veranderd.

 

Graag kreeg ik uitleg hierover.

 

Antwoord burgemeester Frank Boogaerts:

Deze problematiek is gekend bij het technisch bureau. Op 17/9/2019 werden de rioleringen in dit deel van de Mallekotstraat gereinigd en geïnspecteerd met een camera nav deze wateroverlast. De bewoners vermoedden een verzakking in de riolering, dit bleek echter niet uit het inspectieverslag.

 

Om de effectieve oorzaak van de wateroverlast bij hevig regenweer te achterhalen werd een opdracht verleend door het schepencollege op 2/12/2019 aan Aquafin om een hydraulisch advies op te maken omtrent dit knelpunt. Dit advies ontving het technisch bureau op 29/01/2020.

 

Hieruit blijkt dat in de riolering aan het kruispunt Mallekotstraat X Pannenhuisstraat bij een T5-bui (een statistisch berekende composietbui die een neerslagbui simuleert die theoretisch om de 5 jaar kan vallen) een waterniveau boven het maaiveld kan verwacht worden met wateroverlast tot gevolg. Het koppelen van 2 delen van de riolering ter hoogte van dit kruispunt in combinatie met het aanbrengen van een terugslagklep aan het kruispunt Mallekotstraat X Hagenbroeksesteenweg kan er voor zorgen dat de wateroverlast sterk verminderd, waarbij de problemen zich ten vroegste stellen bij een tienjarige bui.

 

Momenteel wordt een raming voorbereid van dergelijke werken die zal worden voorgelegd aan het schepencollege.

 

BESLUIT

Art 1 :

Kennisgenomen.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

VERSLAG GEMEENTERAAD 27 JANUARI 2020. GOEDKEURING.

 

MOTIVERING

Feiten en context

De gemeenteraad vergaderde op 27 januari 2020.

 

Juridische grond

Decreet Lokaal Bestuur

 

Stemming

 

28 stemmen voor: Frank Boogaerts, Marleen Vanderpoorten, Rik Verwaest, Walter Grootaers, Henri Pets, Bert Wollants, Ivo Andries, Annemie Goris, Freddy Callaerts, Koen Breugelmans, Jenny Van Damme, Marcel Taelman, Sabine Leyzen, Lucien Herijgers, Christina Wagner, Yahya Degirmenci, Katrien Vanhove, Peter Caluwé, Stijn Coenen, Tom Claes, Evi Van Camp, Thierry Suetens, Ann-Sofie Van den Broeck, Ilse Lambrechts, Dirk Frans, Maurits De Smedt, Geert Marrin en Stéphanie Van Campenhout

3 onthoudingen: Ella Cornelis, Heidi Van den Bergh en Walter Marien

Goedkeuring met 28 stemmen voor - 3 onthoudingen

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad beslist het verslag van de gemeenteraadszitting van 27 januari 2020 goed te keuren.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

STEDELIJKE ONTWIKKELINGSKOST. GOEDKEURING.

 

MOTIVERING

Voorgeschiedenis

Collegebeslissing van 28 oktober 2019 over de goedkeuring van de stedelijke ontwikkelingskost

 

Feiten en context

Op het grondgebied van de stad worden ontwikkelingsprojecten uitgevoerd, die bijkomende taken voor de stad genereren. De stad heeft als publieke rechtspersoon de mogelijkheid om met projectontwikkelaars, grondeigenaars of andere betrokkenen overeenkomsten af te sluiten waarbij stedenbouwkundige ontwikkelingskosten worden overeengekomen om tegemoet te komen aan deze bijkomende taken voor de stad.

 

Een bijzondere soort van stedenbouwkundige ontwikkelingskost is de stedenbouwkundige last. Het college beschikt als vergunningverlenende overheid over de mogelijkheid om bij het verlenen van omgevingsvergunningen overeenkomstig artikel 4.2.20, §1 eerste tot derde lid van de VCRO, en artikel 75 t.e.m. 77 van het decreet op de omgevingsvergunning lasten op te leggen aan de aanvrager. Dergelijke stedenbouwkundige last kan eenzijdig worden opgelegd in de stedenbouwkundige - of omgevingsvergunning.

 

Hierover kan ook een overeenkomst met de vergunningsaanvrager worden gesloten. Ook een combinatie van beide is mogelijk, door het opleggen van de last in de vergunning en het bepalen van de modaliteiten in een overeenkomst.

 

Naar aanleiding van de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) worden door de stad, buiten het kader van artikel 4.2.20, §1 eerste tot derde lid van de VCRO, vaak stedenbouwkundige ontwikkelingskosten overeengekomen met de gebiedseigenaars of andere betrokkenen.

 

Voor het afsluiten van overeenkomsten tot vaststelling van stedenbouwkundige ontwikkelingskosten of –lasten is de gemeenteraad bevoegd indien de stad daden van beschikking stelt die krachtens artikel 43 §2 12° gemeentedecreet tot de exclusieve bevoegdheid van de gemeenteraad horen. Voor het afsluiten van alle andere overeenkomsten met betrekking tot de vaststelling van stedenbouwkundige ontwikkelingskosten en -lasten, is het college bevoegd.

 

Gezien overeenkomsten tot het opleggen van stedenbouwkundige ontwikkelingskosten in het kader van de opmaak van een RUP steeds samen geagendeerd worden met de voorlopige vaststelling van dat RUP, worden deze, alhoewel dit uit de aard van de overeenkomst niet verplicht is, steeds ter goedkeuring van de gemeenteraad voorgelegd.

 

Juridische grond

Artikel 57,§3, 7° Gemeentedecreet, samengelezen met artikel 4.2.20, §1, eerste tot derde lid van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening: het college is bevoegd om aan een vergunning lasten te verbinden.

 

Artikel 57,§3, 7° Gemeentedecreet, samengelezen met artikel 75-77 van het decreet op de

omgevingsvergunning van 25 april 2014.

 

Argumentatie

Stedenbouwkundige lasten en ontwikkelingskosten – voorwaarden en aard

Om van een stedenbouwkundige last in de zin van artikel 4.2.20, §1 eerste tot derde lid van de VCRO of van artikel 75 t.e.m. 77 van het decreet op de omgevingsvergunning te kunnen spreken, dient een stedenbouwkundige last aan volgende voorwaarden te voldoen:

        de opgelegde last moet in verhouding staan met het voordeel dat de ontwikkelaar haalt uit de vergunning;

        de last moet realiseerbaar zijn door enig toedoen van de aanvrager;

        er moet een verband bestaan tussen de opgelegde last en de taken van vergunningverlenende overheid ingevolge de afgeleverde vergunning;

        de last moet gericht zijn op duurzame ruimtelijke ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit.

 

Stedenbouwkundige lasten vinden hun oorsprong in het voordeel dat de aanvrager van de vergunning uit die vergunning haalt, en in de bijkomende taken die de overheid heeft door de uitvoering van de vergunning.

 

Zaken die inherent zijn aan een betrokken bouwproject (zaken die noodzakelijk zijn voor de realisatie of het gebruik van het bouwproject), worden niet als een stedenbouwkundige last beschouwd. De aanleg van de wegenis wordt bijvoorbeeld als inherent aan een bouwproject beschouwd.

 

Dit besluit geldt onverminderd de voorwaarden die desgevallend worden opgelegd in de afgeleverde stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning.

 

Er wordt in eerste instantie naar gestreefd om de bijkomende taken die de stad heeft door de uitvoering van de vergunning op te vangen via een stedenbouwkundige last in natura. Dit kan, afhankelijk van de impact van het project, onder meer gaan om :

        de verwezenlijking of de renovatie van wegen, groene ruimten, ruimten voor openbaar nut, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen of woningen, op kosten van de vergunninghouder. Indien de lasten in natura op openbaar domein plaatsvinden, dienen de werken ook effectief uitvoerbaar zijn door akkoord van de gemeente bij opleggen van de last.

        de kosteloze overdracht van de eigendom van de in de vergunning vermelde openbare wegen, groene of verharde ruimten, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen, of de gronden waarop die worden of zullen worden aangelegd. Kosteloze overdracht kan enkel voor terreinen die al in bezit zijn van de ontwikkelaar.

Aangezien de aannemer de werken in natura zelf realiseert, wordt er ook niet (openbaar) aanbesteed.

 

Er wordt een financiële waarborg geëist voor de verwezenlijking van de in natura opgelegde lasten. Indien een stedenbouwkundige last in natura niet (of niet volledig) mogelijk is, kan een louter financiële last worden opgelegd indien ze voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.2.20 VCRO of van het decreet op de omgevingsvergunning. Deze borg dient om de kwaliteit te garanderen, om deze reden blijft de dienst Infrastructuur wel werken met een eigen studiebureau.

 

In het kader van vergunningen wordt in eerste instantie gestreefd om met de vergunningsaanvrager tot een overeenkomst te komen omtrent de stedenbouwkundige lasten. Indien dit niet mogelijk is of blijkt, zal de last eenzijdig worden opgelegd bij de vergunningverlening.

 

Stedenbouwkundige ontwikkelingskosten die worden overeengekomen buiten het kader van artikel 4.2.20 van de VCRO of van het decreet op de omgevingsvergunning, naar aanleiding van een ontwikkelingsproject zonder lopende vergunningsprocedure, de opmaak van een RUP, …, worden steeds in een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst opgenomen. Zij zullen ook bij voorkeur kosten in natura zijn met een financiële waarborg. Indien dit niet mogelijk is of blijkt, kan ook deze kost louter financieel zijn. Het voorwerp van deze

overeenkomsten kan ruimer zijn dan stedenbouwkundige ontwikkelingskosten. De loutere opmaak Masterplan of omgevingsanalyse waarmee de ontwikkelaar kan inschatten welk project haalbaar is op terreinen, wordt niet als last gezien.

 

Vaststelling stedenbouwkundige lasten en ontwikkelingskosten bij grote projecten – onderhandeling en formalisering

Het is aan de vergunningverlenende overheid om te bepalen welke last wordt opgelegd. Het college is het bevoegde orgaan voor het behandelen van aanvragen tot stedenbouwkundige – en omgevingsvergunningen. De bevoegde schepen voor ruimtelijke ordening wordt gemandateerd om namens het college de stedelijke ontwikkelingsnoden in grote projecten met zekere ruimtelijke, sociale of economische impact en het programma van de stedenbouwkundige lasten bij deze projecten in samenwerking met de betrokken stedelijke diensten vast te stellen.

 

Het college is bevoegd om de noodzaak van stedenbouwkundige ontwikkelingskosten naar aanleidingen van ontwikkelingsprojecten of RUP’s te onderzoeken. Hier geldt eveneens dat de bevoegde schepen voor ruimtelijke ordening gemandateerd wordt om namens het college de stedelijke ontwikkelingsnoden in grote projecten met zekere ruimtelijke, sociale of economische impact en het programma van de stedenbouwkundige ontwikkelingskosten bij deze projecten in samenwerking met de betrokken stedelijke diensten vast te stellen.

 

Voor de inhoudelijke en financiële onderhandelingen met de betrokken projectontwikkelaar op basis van het vastgestelde lastenprogramma wordt op voorstel van de schepen voor ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed een onderhandelaar uit de stadsadministratie door het college gemandateerd om namens het college de onderhandelingen te voeren. Om de lasten in natura op een nuttige manier te kunnen verwerken in een project, moeten deze in een zo vroeg mogelijk stadium van het bouwaanvraagproces aan bod komen, zonder dat dit

bijvoorbeeld aanleiding mag geven tot een vermeerdering van het bouwvolume.

 

Als grote stedenbouwkundige projecten met een zekere ruimtelijke, sociale of economische impact worden onder meer begrepen:

        projecten vanaf 2.000 m² wonen;

        projecten vanaf 1.000 m² bruto kantooroppervlakte;

        projecten vanaf 1.000 m² handel en groothandel;

        projecten voor hotels met meer dan 10 kamers.

        projecten die per functie onder voorgaande normen blijven, maar in zijn geheel een aanzienlijke impact hebben met een oppervlakte vanaf 2.000m²;

        projecten met een publiekstrekkende functie (feestzaal, cultuurcentrum, voetbalstadion, dansgelegenheid,… ): deze worden op maat bekeken.

 

Om de kunstmatige opdeling van vergunningsaanvragen te vermijden, zullen onderscheiden aanvragen ingediend door entiteiten van éénzelfde holdingstructuur, binnen een aaneengesloten periode van drie jaar en binnen hetzelfde morfologische bouwblok, samen als groot project met een zekere ruimtelijke, sociale of economische impact worden behandeld, ter bepaling van de stedenbouwkundige lasten.

 

Financiële lasten – norm, vermindering, berekening en bestemming

Een stedenbouwkundige ontwikkelingskost of -last kan de vorm aannemen van een louter financiële last die volgens onderstaande norm kan worden bepaald:

        60,00 EUR/m² voor kantoren;

        60,00 EUR/m² voor handel en groothandel;

        50,00 EUR/m² voor hotels;

        40,00 EUR/ m² voor wonen.

De bedragen vermeld in dit besluit zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex en zullen jaarlijks en van rechtswege worden aangepast op 1 januari. De aanpassing gebeurt volgens de volgende formule:

Aangepast bedrag = (basisbedrag x nieuw indexcijfer) / basisindexcijfer

De basisbedragen zijn de bedragen vermeld in dit besluit. Als nieuw indexcijfer geldt de gezondheidsindex van

december voorafgaand aan die van de aanpassing van het bedrag. Als basisindexcijfer geldt het indexcijfer van januari 2019.

Het college kan bij het opleggen van een ontwikkelingskost of een stedenbouwkundige last in de zin van artikel 4.2.20 VCRO of van artikel 75 t.e.m. 77 van het decreet op de omgevingsvergunning op gemotiveerde wijze afwijken van hoger bepaalde drempels en bedragen, mits inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel.

 

De berekening van de oppervlaktes gebeurt als volgt:

        het normbedrag wordt berekend vanaf de eerste m²;

        deze oppervlakte wordt bepaald op basis van de Bruto Vloer Oppervlakte (BVO) van het project, berekend conform de definitie BVO opgenomen in NEN 2580/DIN 277. Hierbij worden zowel de ondergrondse als de bovengrondse bouwlagen geteld, alsook die gebouwdelen van de bestaande toestand die behouden blijven in het project, al dan niet met behoud van de functie;

        gelet op het algemeen nut om binnen een project voldoende parkeerplaatsen te realiseren, wordt het parkeergedeelte voor wagens, fietsenbergingen en motostalplaatsen (plaatsen, rijstrook en helling) niet meegeteld in de berekening.

        alle bergingen en ondersteunende functies (bijv. meterlokaal) die zich in een toegankelijke ruimte bevinden, worden meegeteld. Nevenfuncties worden ook meegeteld in de berekening van de BVO;

        bij gemengde projecten worden de functies afzonderlijk berekend.

De oppervlaktes worden aangeleverd door de aanvrager van het project. Bij ontbreken van aangeleverde oppervlaktes zullen de afmetingen bepaald worden door de stad op basis van de aangeleverde statistische cijfers en vergunningsplannen.

 

De opgelegde financiële ontwikkelingskosten/lasten zullen worden aangewend onder regie van het departementshoofd WLO en zullen worden gebruikt voor de verbetering van de omgeving van het projectgebied.

 

Hierna worden- niet limitatief- een aantal categorieën opgesomd waarvoor deze ontwikkelingskost/last bestemd kan worden. De concrete bestemming wordt nader gespecifieerd in de vergunning of overeenkomst. Deze wordt project per project bepaald, afhankelijk van de bijkomende taken die de stad heeft door het uitvoeren van het

project.

        groen (park, grote en kleine pleinen, vergroening,..);

        kinderkribbe;

        school;

        sportinfrastructuur;

        jeugdwerk (jeugdhuis, fuifzaal);

        dienstencentrum;

        speeltuigen en speelaanleidingen;

        buurtparking (auto’s, moto’s, fietsen);

        betaalbare woningen;

        financiële bijdrage aan ingrepen om mobiliteitsaspecten te verbeteren

        financiële bijdrage aanleg openbaar domein in de onmiddellijke omgeving van het project, onder meer in OCT’s of sorteerstraatjes.

 

Elk jaar zal een rapportering aan de gemeenteraad worden voorgelegd van de louter door het college goedgekeurde stedenbouwkundige lasten.

 

Publieke of publiek-private projecten

De volgende regeling geldt voor publieke of publiek-private projecten waarbij de stad, Solag of entiteiten waarin Solag als referentie-aandeelhouder participeren, eigenaar of bouwheer zijn, gelet op het overheidshandelen vanuit algemeen belang van de publieke overheid in deze projecten en het noodzakelijk maatwerk tot stand gekomen in overleg met de schepen voor ruimtelijke ordening en stadsontwikkeling inzake de toepassing van stedenbouwkundige lasten.

 

Voor deze publieke of publiek-private projecten worden de stedenbouwkundige lasten (de maatschappelijke meerwaarde voor de stad) bij voorkeur vastgelegd in de publiek-private samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomsten worden ter goedkeuring voorgelegd aan het bevoegde orgaan, zodat er volledige transparantie is.

Indien geen ontwikkelingskosten in de samenwerkingsovereenkomst worden opgelegd, kunnen deze uiteraard in toepassing van huidig principebesluit en in zoverre deze voldoen aan artikel 4.2.20 VCRO of aan artikel 75 t.e.m. 77 van het decreet op de omgevingsvergunning worden opgenomen in de vergunning.

 

Toepassingsgebied – uitsluitingen

In het geval dat er voor een project (of projectonderdelen) reeds besluitvorming is geweest met betrekking tot het opleggen van stedenbouwkundige lasten, die dateert van voor de inwerkingtreding van dit besluit, dan vervalt de toepassing van het besluit en wordt de bestaande overeenkomst betreffende stedenbouwkundige lasten behouden.

 

In geval van pure verkoop of verkoop onder voorwaarden van de gronden van de stad of Solag wordt bij de verkoopprocedure de stedenbouwkundige ontwikkelingskost van bij aanvang gedefinieerd.

 

Voorliggend besluit is niet van toepassing voor het aandeel dat sociale woningen hebben binnen een project. Een woning is bescheiden als ze aan volgende voorwaarden voldoet:

1)   kavels met een oppervlakte van ten hoogte 500 m²

2)   eengezinswoningen met een bouwvolume van ten hoogste 550 m³

3)   overige woningen met een bouwvolume van ten hoogste 240 m³, te verhogen met 50 m³ voor woningen met drie of meer slaapkamers.

 

Tevens kan een vrijstelling bekomen worden voor betaalbare woningen, mits voldaan wordt aan het vigerende en goedgekeurde stedelijk reglement ‘betaalbare woningen’ (nu nog in opmaak; dit wordt aan het college afzonderlijk voorgelegd). Concreet betekent “niet van toepassing” dat de kost/last niet wordt gevorderd voor het aandeel sociale (en in voorkomend geval ook betaalbare) woningen. De oppervlakte van deze woningen wordt

wel meegerekend om te bepalen of het hier om een groot project gaat.

 

Indien in een ruimtelijk uitvoeringsplan de ontwikkelingsmogelijkheden als nabestemming zijn gedefinieerd, is het project niet onderhevig aan het kaderbesluit bij de opmaak van het RUP zelf maar wel bij het indienen van de vergunningsaanvraag.

 

 

Financiële weerslag

De financiële gevolgen zullen per project worden opgenomen in:

        hetzij de beslissing omtrent de samenwerkingsovereenkomst die ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het bevoegde orgaan en/of;

        hetzij de stedenbouwkundige vergunning indien ze in een definitieve vergunning kunnen worden opgevangen.

 

In de fase van de start van de onderhandelingen per project zijn de effectieve financiële in- en uitgaven voor de stad nog niet gekend. Het richtinggevende bedrag dat op dat ogenblik bekend is, dient beschouwd te worden als maximaal en kan in functie van de proportionaliteit of de realisatie in natura worden verminderd als effectieve financiële in- en uitgave.

 

 

 

Stemming

 

21 stemmen voor: Frank Boogaerts, Marleen Vanderpoorten, Rik Verwaest, Walter Grootaers, Henri Pets, Bert Wollants, Ivo Andries, Annemie Goris, Jenny Van Damme, Ella Cornelis, Sabine Leyzen, Lucien Herijgers, Christina Wagner, Yahya Degirmenci, Thierry Suetens, Ann-Sofie Van den Broeck, Ilse Lambrechts, Dirk Frans, Maurits De Smedt, Heidi Van den Bergh en Walter Marien

5 stemmen tegen: Marcel Taelman, Katrien Vanhove, Peter Caluwé, Tom Claes en Geert Marrin

5 onthoudingen: Freddy Callaerts, Koen Breugelmans, Stijn Coenen, Evi Van Camp en Stéphanie Van Campenhout

Goedkeuring met 21 stemmen voor - 5 stemmen tegen - 5 onthoudingen

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad beslist om het besluit op de stedelijke ontwikkelingskosten goed te keuren en te gebruiken voor stedenbouwkundige handelingen.

 

Art 2 :

De gemeenteraad bevestigt de in de argumentatie van dit besluit beschreven werkwijze om stedenbouwkundige ontwikkelingskosten of –lasten vast stellen en op te leggen.

De gemeenteraad bevestigt de berekeningswijze, de indexering en het toepassingsgebied van de stedenbouwkundige ontwikkelingskosten en –lasten.

In functie van de realisatie in natura zullen financiële waarborgen worden opgelegd.

Het college bevestigt onderstaande norm voor het bepalen van de financiële last, toe te passen in grote stedenbouwkundige projecten met een zekere ruimtelijke, sociale of economische impact:

        60,00 EUR/m² voor kantoren;

        60,00 EUR/m² voor handel en groothandel;

        50,00 EUR/m² voor hotels;

        40,00 EUR/ m² voor wonen.

 

Art 3 :

De gemeenteraad keurt goed dat het bij het opleggen van een ontwikkelingskost of een stedenbouwkundige last in de zin van artikel 4.2.20 VCRO of van artikel 75 t.e.m. 77 van het decreet op de omgevingsvergunning, op gemotiveerde wijze kan afwijken van hoger bepaalde drempels en bedragen, mits inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel.

 

Art 4 :

De gemeenteraad keurt goed dat de schepen voor ruimtelijke ordening voor elk bouwproject dat voldoet aan de normen een voorstel van programma van stedenbouwkundige ontwikkelingskosten of lasten van grote projecten met een zekere ruimtelijke, sociale en economische impact voorlegt aan het college ter goedkeuring.

 

Art 5 :

De gemeenteraad keurt goed dat de schepen voor ruimtelijke ordening aan het college een onderhandelaar uit de stadsadministratie en/of Solag voorstelt die gemandateerd wordt om op grond van het goedgekeurde programma van de stedenbouwkundige ontwikkelingskosten of lasten inhoudelijke en financiële onderhandelingen te voeren met de betrokken projectontwikkelaar met het oog op het bekomen van een samenwerkingsovereenkomst, die ter goedkeuring zal worden voorgelegd.

 

Art 6 :

De gemeenteraad keurt goed dat de opgelegde realisatie of financiële ontwikkelingskosten/lasten in het kader van de stedenbouwkundige ontwikkelingskosten of -lasten zullen worden opgevolgd onder regie van het departementshoofd WLO.

 

Art 7 :

De gemeenteraad keurt goed dat de opgelegde realisatie of financiële ontwikkelingskosten/lasten zullen worden aangewend conform het goedgekeurde programma van stedenbouwkundige ontwikkelingskosten of -lasten en de samenwerkingsovereenkomst, en dus voor de verbetering van de omgeving van het projectgebied.

 

Art 8 :

De gemeenteraad beslist dat de principes met betrekking tot stedenbouwkundige ontwikkelingskosten of lasten niet van toepassing zijn op volgende projecten:

        projecten waarvoor reeds besluitvorming is geweest, met betrekking tot het opleggen van stedenbouwkundige lasten, die dateert van voor de inwerkingtreding van het dit principebesluit;

        projecten waarin sociale woningen worden voorzien, voor wat betreft het aandeel dat deze sociale woningen hebben binnen het volledige project;

        projecten waarbij, bij de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan, de ontwikkelingsmogelijkheden als nabestemming in het ruimtelijk uitvoeringsplan zijn gedefinieerd.

 

Art 9 :

De gemeenteraad keurt goed dat er jaarlijks een rapportering aan de gemeenteraad zal worden voorgelegd van de besliste stedenbouwkundige ontwikkelingskosten/lasten.

 

Art 10 :

Dit besluit heeft in principe geen financiële gevolgen.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST MET DE DE VLAAMSE WATERWEG - BEVOEGDHEID BRUGGEN. GOEDKEURING.

 

MOTIVERING

Voorgeschiedenis

Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) droeg het beheer van de gewestwegen N14 en N10 binnen de R16 over naar Stad Lier bij Ministrieel Besluit op 2 maart 1994.

 

Per aangetekend schrijven liet AWV op 2 juni 1997 weten dat de dossiers voor de kunstwerken op deze wegen (wo de bruggen) ook  werden overgedragen. Tevens meldden ze in dit schrijven dat de onderbouw van de betreffende bruggen in beheer was van de toenmalige  Dienst van de Zeeschelde, het latere DVW (De Vlaamse waterweg).

 

Bij aangetekend schrijven van 10 mei 2011 meldde DVW dat voor de bruggen Antwerpsepoort, Lisperpoort en Leuvensepoort (allen gelegen op de N14 en N10) geen verslag meer zal overgemaakt worden van de bruginspecties aangezien zij hun inspectie dienen te beperken tot de delen die toebehoren aan het Vlaamse Gewest.

 

De Vlaamse Waterweg (DVW) bezorgde op 22 november 2019 aan het technisch bureau openbaar domein een voorstel tot samenwerkingsovereenkomst betreffende bepaalde bruggen in gemengd beheer tussen DVW en Stad Lier om eerder genoemde duidelijk vast te leggen.

 

Feiten en context

Op grondgebied Lier bevinden zich meerdere bruggen over waterlopen. Het beheer van deze bruggen zit, afhankelijk van de aard van de weg en de categorie van de waterloop, bij verschillende overheden.

 

Er wordt door De Vlaamse Waterweg en Agentschap Wegen en Verkeer een onderscheid gemaakt tussen de onder- en bovenbouw van een brug.

 

De scheidingslijn tussen de bovenbouw en onderbouw bevindt zich net onder de oplegtoestellen van de hoofdliggers van de brug. Het landhoofd behoort tot de onderbouw. Het wegdek van de brug, ook boven de landhoofden, behoort tot de bovenbouw.

Bij boogbruggen zijn er geen oplegtoestellen. De scheidingslijn wordt bepaald door het steunpunt van de boog op het landhoofd. Dit steunpunt is meestal zichtbaar in de constructie. De scheidingslijn valt net onder dit steunpunt en loopt dan horizontaal naar de oever.

 

Volgende inventarisatie werd opgemaakt door het technisch bureau waarbij het beheer per brug wordt gespecifieerd:

 

 

waterloop

naam brug

onderbouw

bovenbouw

1

Netekanaal

spoorwegbrug Nazareth

Infrabel

Infrabel

2

Netekanaal

Kesselsesteenweg N13

DVW

DVW

3

Netekanaal

Berlaarsesteenweg

DVW

DVW

4

Netekanaal

Aarschotsesteenweg

DVW

DVW

5

Netekanaal

Waversesteenweg

DVW

DVW

6

Beneden Nete

Brug R16 thv Waversesteenweg

DVW

AWV

7

Grote Nete

Maasfortbrug

DVW

DVW

8

Grote Nete

Brug in de oprit naar brug 2

DVW

DVW

9

Grote Nete

Spoorbrug Kloosterheide

Infrabel

Infrabel

10

Kleine Nete

Molbrug

DVW

DVW

11

Kleine Nete

Leuvensepoortbrug

DVW

Stad Lier

12

Kleine Nete

Spoorbrug Nazareth

Infrabel

Infrabel

13

Kleine Nete

Jaagpadbrugje onder spoorwegbrug

DVW

DVW

14

Kleine Nete

voetgangersbrug Sion

Stad Lier

Stad Lier

15

Nete afleiding

Stuwbrug (thv Stadspark)

DVW

DVW

16

Nete afleiding

Mechelsepoortbrug

DVW

DVW

17

Nete afleiding

Antwerpsepoortbrug

DVW

Stad Lier

18

Nete afleiding

Lisperpoortbrug

DVW

Stad Lier

19

Binnennete

Heyderbrug (De Heyderstraat)

Stad Lier

Stad Lier

20

Binnennete

Aragonbrug (Aaragonstraat)

Stad Lier

Stad Lier

21

Binnennete

Hoge Brug (Rechtestraat)

Stad Lier

Stad Lier

22

Binnennete

St-Jansbrug (Zimmerplein)

Stad Lier

Stad Lier

 

Het beheer van de bovenbouw van de bruggen van de Antwerpsepoortbrug, Lisperpoortbrug en Leuvensepoortbrug is dus een taak van de Stad Lier.

Het beheer van de boven- én onderbouw van de bruggen over de Binnennete en de voetgangersbrug Sion is ook een taak van Stad Lier.

Niet alleen het wegdek dient dus beheerd te worden door Stad Lier en valt onder haar verantwoordelijkheid maar ook de volledige dragende constructie die de overspanning vormt.

 

Het beheer van een brug omvat de regelmatige inspectie van de brug en het tijdig aangeven van noodzakelijke kleine en grotere onderhouds- en herstellingswerken. Deze inspecties gebeuren door bevoegde personen met specifieke vooropleiding.

 

Tot op heden en sinds 2008 werden in opdracht van Stad Lier geen bruginspecties uitgevoerd voor de delen die onder haar beheer vallen. Binnen de administratie is momenteel niemand in het bezit van de juiste kwalificaties om deze inspecties uit te voeren.

 

Gezien de bijhorende verantwoordelijkheden die bij het beheer en onderhoud van bruggen horen, stelt het technisch bureau voor om offertes op te vragen bij gespecialiseerde studiebureau's voor het uitvoeren van bruginspecties en het berekenen van de maximale capaciteit van de individuele bruggen.

Momenteel werden deze acties niet voorzien in de MJP20-25.

 

Inhoudelijk is de samenwerkingsovereenkomst die wordt voorgelegd door DVW, op basis van de vroegere dossierstukken en het vooroverleg met DVW, in orde voor het technisch bureau openbaar domein. De taakverdeling wordt voldoende omschreven.

 

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

TUSSEN DE VLAAMSE WATERWEG NV EN DE STAD LIER

BETREFFENDE BEPAALDE BRUGGEN IN GEMENGD BEHEER

 

Tussen

 

De Vlaamse Waterweg NV,

publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, naamloze vennootschap van publiek recht, met maatschappelijke zetel te Havenstraat 44, 3500 Hasselt, hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw Frieda Brepoels, voorzitter van de Raad van Bestuur, en de heer ir. Chris Danckaerts, gedelegeerd bestuurder,

hierna “DVW” genoemd

 

en

 

de stad Lier, Paradeplein 2 bus 1, 2500 Lier, vertegenwoordigd door mevrouw Katleen Janssens, algemeen directeur en de heer Frank Boogaerts, burgemeester

hierna “de stad” genoemd;

 

hierna samen “de partijen” genoemd;

 

 

Gelet op het decreet van 2 april 2004 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, naamloze vennootschap van publiek recht;

 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2018 houdende de omschrijving van de territoriale bevoegdheid van De Vlaamse Waterweg nv;

 

Gelet op het feit dat verschillende bruggen over door DVW beheerde waterwegen, in gemengd beheer zijn waarbij de bovenbouw wordt beheerd door de stad en de onderbouw door DVW;

 

Overwegende dat zowel de stad als DVW duidelijke afspraken wenst te maken i.v.m. het onderhoud en de inspecties van deze bruggen;

 

 

WORDT OVEREENGEKOMEN WAT VOLGT:

 

 

Artikel 1. - Voorwerp en doel van de overeenkomst

 

 

Deze overeenkomst regelt de verbintenissen van de twee partijen met betrekking tot de inspecties, het onderhoud en de scheidingslijn van de volgende bruggen in gemengd beheer die vermeld worden in bijlage 1 bij onderhavige overeenkomst:

 

-Lisperpoortbrug (nr. 02451)– onderbouw DVW – bovenbouw de Stad

-Antwerpsepoortbrug (nr. 02450)– onderbouw DVW – bovenbouw de Stad

-Leuvensepoortbrug (nr. 02415)– onderbouw DVW – bovenbouw de Stad

 

 

 

Artikel 2. – Scheidingslijn van bruggen in gemengd beheer tussen bovenbouw en onderbouw:

 

De partijen komen overeen dat de scheidingslijn tussen de bovenbouw en onderbouw van de in artikel 1 vermelde bruggen zich nét onder de oplegtoestellen van de hoofdliggers van de brug situeert. Het landhoofd behoort tot de onderbouw. Het wegdek van de brug, ook boven de landhoofden, behoort tot de bovenbouw.

 

Bij boogbruggen zijn er geen oplegtoestellen. Partijen komen overeen dat hier de scheidingslijn de oplegging bepaald door het steunpunt van de boog op het landhoofd wordt. Dit steunpunt is meestal zichtbaar in de constructie. De scheidingslijn valt nét onder dit steunpunt en loopt dan horizontaal naar de oever.

 

Artikel 3. - Taakverdeling

 

§1. DVW staat als een goede huisvader in voor de uit te voeren inspecties en onderhoudswerken die nodig zijn in functie van de stabiliteit, de gebruikszekerheid en de duurzaamheid van de onderbouw van de constructie.

DVW zal deze taak uitvoeren volgens de geldende dienstorder. (huidige dienstorder LI 93/50)

 

§2. De stad staat als een goede huisvader in voor het gebruik van de brug en voor de uit te voeren inspecties en onderhoudswerken die nodig zijn in functie van de stabiliteit, de gebruikszekerheid en de duurzaamheid van de bovenbouw van de constructie.

 

 

Artikel 4. - Informatie en communicatie

 

§1. Beide partijen brengen elkaar onmiddellijk op de hoogte van elke vorm van schade en van elke gebeurtenis die aanleiding kan geven tot schade

 

§2. Beide partijen engageren zich om een vlotte samenwerking na te streven. Dit kan zich onder andere vertalen in een gedeelde lange termijnplanning om uitgebreide onderhouds- of renovatiewerken simultaan te laten plaatsvinden, onder meer met het oog op het beperken van de hinder.

Partijen kunnen ervoor kiezen om dergelijke werken te plaatsen als een occasionele gezamenlijke opdracht in de zin van artikel 48 van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten.

 

 

§3. Voor DVW wordt de communicatie gevoerd met het bevoegde districtshoofd van de afdeling Zeeschelde-Zeekanaal wiens naam en gegevens bij de betekening van de goedkeuring van de overeenkomst aan de Stad zullen worden meegedeeld.

Voor de Stad zal deze communicatie gevoerd worden met de heer Maarten Colaes, deskundige infrastructuur.

 

 

Artikel 5. – Kosten

 

Elke partij staat in voor alle kosten die voortvloeien uit de taken die door haar worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 3. In het geval van een occasionele gezamenlijke opdracht worden de kosten verdeeld volgens het aandeel van elke partij conform deze taakverdeling.

 

 

Artikel 6. – Aansprakelijkheid

 

§1. Iedere partij is verantwoordelijk voor de taken die door haar worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 3 en dient de andere partij hiervoor te vrijwaren.

 

§2. Beide partijen kunnen derden inschakelen om de taken te laten uitvoeren.

 

 

Artikel 7. - Inwerkingtreding, duur en beëindiging van de overeenkomst

 

§1. De overeenkomst treedt in werking op de dag waarop deze door de partijen is ondertekend.

 

§2. De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

 

§3. Beide partijen hebben het recht om de overeenkomst te beëindigen met inachtname van een opzeggingstermijn van 6 maanden.

 

§4. De opzegging wordt aan de andere partij kenbaar gemaakt met een aangetekend schrijven.

 

 

 

 

Aldus opgemaakt te Hasselt in twee originele exemplaren, waarvan elke partij verklaart er één  van te hebben ontvangen, op datum van ……….…

 

Voor de Stad

 

 

De algemeen directeur De burgemeester

 

 

Katleen Janssens Frank Boogaerts                                         

 

 

Voor DVW

ir. Chris DanckaertsFrieda Brepoels

gedelegeerd bestuurdervoorzitter Raad van Bestuur

 

Fasering

1)   Opvragen ontwerptekeningen/archiefstukken bruggen Binnenete: januari 2020

2)   Opvragen offertes bruginspecties en capaciteitsberekening: februari 2020

3)   Opstellen inspectieprogramma en uitvoeren bruginspecties: medio 2020

 

Adviezen

1) De "samenwerkingsovereenkomst tussen DVW en de Stad Lier betreffende bepaalde bruggen in gemengd beheer"  wordt door het technisch bureau positief beoordeeld.

2)  Zo snel mogelijk uitvoeren van de nodige bruginspecties voor die delen waar de Stad Lier bevoegd voor is en onverwijld uitvoeren van mogelijke dringende herstellingen die uit deze inspecties blijken.

3) De nodige, nog te ramen, budgetten inschuiven in de MJB 20-25 om het beheer van de brug(delen) op te nemen.

 

Stemming

 

eenparig

 

BESLUIT

Art 1 :

Er wordt goedkeuring gehecht aan onderstaande samenwerkingsovereenkomst tussen De Vlaamse Waterweg en de stad Lier betreffende bepaalde bruggen in gemengd beheer.

 

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

TUSSEN DE VLAAMSE WATERWEG NV EN DE STAD LIER

BETREFFENDE BEPAALDE BRUGGEN IN GEMENGD BEHEER

 

Tussen

 

De Vlaamse Waterweg NV,

publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, naamloze vennootschap van publiek recht, met maatschappelijke zetel te Havenstraat 44, 3500 Hasselt, hier rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw Frieda Brepoels, voorzitter van de Raad van Bestuur, en de heer ir. Chris Danckaerts, gedelegeerd bestuurder,

hierna “DVW” genoemd

 

en

 

de stad Lier, Paradeplein 2 bus 1, 2500 Lier, vertegenwoordigd door mevrouw Katleen Janssens, algemeen directeur en de heer Frank Boogaerts, burgemeester

hierna “de stad” genoemd;

 

hierna samen “de partijen” genoemd;

 

 

Gelet op het decreet van 2 april 2004 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschap De Vlaamse Waterweg nv, naamloze vennootschap van publiek recht;

 

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2018 houdende de omschrijving van de territoriale bevoegdheid van De Vlaamse Waterweg nv;

 

Gelet op het feit dat verschillende bruggen over door DVW beheerde waterwegen, in gemengd beheer zijn waarbij de bovenbouw wordt beheerd door de stad en de onderbouw door DVW;

 

Overwegende dat zowel de stad als DVW duidelijke afspraken wenst te maken i.v.m. het onderhoud en de inspecties van deze bruggen;

 

 

WORDT OVEREENGEKOMEN WAT VOLGT:

 

 

Artikel 1. - Voorwerp en doel van de overeenkomst

Deze overeenkomst regelt de verbintenissen van de twee partijen met betrekking tot de inspecties, het onderhoud en de scheidingslijn van de volgende bruggen in gemengd beheer die vermeld worden in bijlage 1 bij onderhavige overeenkomst:

 

        Lisperpoortbrug (nr. 02451)– onderbouw DVW – bovenbouw de Stad

        Antwerpsepoortbrug (nr. 02450)– onderbouw DVW – bovenbouw de Stad

        Leuvensepoortbrug (nr. 02415)– onderbouw DVW – bovenbouw de Stad

 

 

Artikel 2. – Scheidingslijn van bruggen in gemengd beheer tussen bovenbouw en onderbouw:

De partijen komen overeen dat de scheidingslijn tussen de bovenbouw en onderbouw van de in artikel 1 vermelde bruggen zich nét onder de oplegtoestellen van de hoofdliggers van de brug situeert. Het landhoofd behoort tot de onderbouw. Het wegdek van de brug, ook boven de landhoofden, behoort tot de bovenbouw.

 

Bij boogbruggen zijn er geen oplegtoestellen. Partijen komen overeen dat hier de scheidingslijn de oplegging bepaald door het steunpunt van de boog op het landhoofd wordt. Dit steunpunt is meestal zichtbaar in de constructie. De scheidingslijn valt nét onder dit steunpunt en loopt dan horizontaal naar de oever.

 

Artikel 3. - Taakverdeling

§1. DVW staat als een goede huisvader in voor de uit te voeren inspecties en onderhoudswerken die nodig zijn in functie van de stabiliteit, de gebruikszekerheid en de duurzaamheid van de onderbouw van de constructie.

DVW zal deze taak uitvoeren volgens de geldende dienstorder. (huidige dienstorder LI 93/50)

 

§2. De stad staat als een goede huisvader in voor het gebruik van de brug en voor de uit te voeren inspecties en onderhoudswerken die nodig zijn in functie van de stabiliteit, de gebruikszekerheid en de duurzaamheid van de bovenbouw van de constructie.

 

 

Artikel 4. - Informatie en communicatie

§1. Beide partijen brengen elkaar onmiddellijk op de hoogte van elke vorm van schade en van elke gebeurtenis die aanleiding kan geven tot schade

 

§2. Beide partijen engageren zich om een vlotte samenwerking na te streven. Dit kan zich onder andere vertalen in een gedeelde lange termijnplanning om uitgebreide onderhouds- of renovatiewerken simultaan te laten plaatsvinden, onder meer met het oog op het beperken van de hinder.

Partijen kunnen ervoor kiezen om dergelijke werken te plaatsen als een occasionele gezamenlijke opdracht in de zin van artikel 48 van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten.

 

§3. Voor DVW wordt de communicatie gevoerd met het bevoegde districtshoofd van de afdeling Zeeschelde-Zeekanaal wiens naam en gegevens bij de betekening van de goedkeuring van de overeenkomst aan de Stad zullen worden meegedeeld.

Voor de Stad zal deze communicatie gevoerd worden met de heer Maarten Colaes, deskundige infrastructuur.

 

Artikel 5. – Kosten

Elke partij staat in voor alle kosten die voortvloeien uit de taken die door haar worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 3. In het geval van een occasionele gezamenlijke opdracht worden de kosten verdeeld volgens het aandeel van elke partij conform deze taakverdeling.

 

Artikel 6. – Aansprakelijkheid

§1. Iedere partij is verantwoordelijk voor de taken die door haar worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 3 en dient de andere partij hiervoor te vrijwaren.

 

§2. Beide partijen kunnen derden inschakelen om de taken te laten uitvoeren.

 

Artikel 7. - Inwerkingtreding, duur en beëindiging van de overeenkomst

§1. De overeenkomst treedt in werking op de dag waarop deze door de partijen is ondertekend.

 

§2. De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde duur.

 

§3. Beide partijen hebben het recht om de overeenkomst te beëindigen met inachtname van een opzeggingstermijn van 6 maanden.

 

§4. De opzegging wordt aan de andere partij kenbaar gemaakt met een aangetekend schrijven.

 

 

Aldus opgemaakt te Hasselt in twee originele exemplaren, waarvan elke partij verklaart er één  van te hebben ontvangen, op datum van ……….…

 

 

Voor de Stad

 

De algemeen directeur De burgemeester

 

Katleen Janssens Frank Boogaerts

 

Voor DVW

 

ir. Chris DanckaertsFrieda Brepoels

gedelegeerd bestuurdervoorzitter Raad van Bestuur

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

ACTIEPLAN 2020 DECRETALE HANDHAVING - IGEMO. GOEDKEURING.

 

MOTIVERING

Voorgeschiedenis

Collegebeslissing van 23 december 2019 over de goedkeuring van de prioriteitennota IGEMO decretale handhaving

 

Feiten en context

In samenwerking met andere gemeenten werd door IGEMO een intergemeentelijke cel opgericht voor handhaving (IGOHC) die al doelstelling heeft het omgevingshandhavingsbeleid van de deelnemende gemeenten te organiseren. Met deze georganiseerde samenwerking wil de vereniging de aanwezige ervaring en kennis bundelen, om zo te streven  naar een efficiënter omgevingshandhavingsbeleid een rationalisering van de beheers- en exploitatiekosten.

 

Onderdeel van deze samenwerking is de jaarlijkse opstelling van een actieplan waarin ook de prioriteiten aangaande omgevingshandhaving van elke gemeente vervat zitten.

 

In bijlage kan u het actieplan 2020 van IGEMO terugvinden.

 

Stemming

 

28 stemmen voor: Frank Boogaerts, Marleen Vanderpoorten, Rik Verwaest, Walter Grootaers, Henri Pets, Bert Wollants, Ivo Andries, Annemie Goris, Freddy Callaerts, Koen Breugelmans, Jenny Van Damme, Marcel Taelman, Sabine Leyzen, Lucien Herijgers, Christina Wagner, Yahya Degirmenci, Katrien Vanhove, Peter Caluwé, Stijn Coenen, Tom Claes, Evi Van Camp, Thierry Suetens, Ann-Sofie Van den Broeck, Ilse Lambrechts, Dirk Frans, Maurits De Smedt, Geert Marrin en Stéphanie Van Campenhout

3 stemmen tegen: Ella Cornelis, Heidi Van den Bergh en Walter Marien

Goedkeuring met 28 stemmen voor - 3 stemmen tegen

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad keurt het actieplan 2020 van IGHOC voor decretale en milieuhandhaving goed.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

HOGE VELDEN MINNELIJKE VERWERVING INNAME 2 ONTWERPAKTE. GOEDKEURING.

 

MOTIVERING

Voorgeschiedenis

Beslissing van het college dd. 8 juli 2019; het college beslist om akkoord te gaan met de minnelijke verwerving van de percelen die te kadaster gekend zijn als Lier 3de Afd., sectie D, perceelnummer 59K en Lier 3de Afd., sectie D, perceelnummer 59M voor een totaalbedrag van 79.925,00 euro. Deze percelen betreffen inname nr. 2 in het dossier Hoge Velden.

 

Feiten en context

Notariskantoor Jan Verreth en Maxime Ruiters bezorgde de ontwerpakte inzake de aankoop van de percelen die te kadaster gekend zijn als Lier 3de Afd., sectie D, perceelnummer 59K en Lier 3de Afd., sectie D, perceelnummer 59M voor een totaalbedrag van 79.925,00 euro. Deze akte wordt als bijlage toegevoegd.

 

Adviezen

De dienst vastgoed geeft positief advies voor de goedkeuring van de ontwerpakte.

 

Argumentatie

De gemeenteraad neemt kennis van en overweegt om de ontwerpakte voor de aankoop van de percelen die te kadaster gekend zijn als  Lier 3de Afd., sectie D, perceelnummer 59K en Lier 3de Afd., sectie D, perceelnummer 59M voor een totaalbedrag van 79.925,00 euro in kader van het dossier Hoge Velden goed te keuren.

 

Stemming

 

27 stemmen voor: Frank Boogaerts, Marleen Vanderpoorten, Rik Verwaest, Walter Grootaers, Henri Pets, Bert Wollants, Ivo Andries, Annemie Goris, Freddy Callaerts, Koen Breugelmans, Jenny Van Damme, Marcel Taelman, Ella Cornelis, Sabine Leyzen, Lucien Herijgers, Christina Wagner, Yahya Degirmenci, Stijn Coenen, Evi Van Camp, Thierry Suetens, Ann-Sofie Van den Broeck, Ilse Lambrechts, Dirk Frans, Maurits De Smedt, Stéphanie Van Campenhout, Heidi Van den Bergh en Walter Marien

4 onthoudingen: Katrien Vanhove, Peter Caluwé, Tom Claes en Geert Marrin

Goedkeuring met 27 stemmen voor - 4 onthoudingen

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad neemt kennis van de ontwerpakte betreffende de aankoop van de percelen die kadastraal gekend zijn als Lier 3de Afd., sectie D, perceelnummer 59K en Lier 3de Afd., sectie D, perceelnummer 59M en beslist de ontwerpakte goed te keuren. De gemeenteraad machtigt burgemeester, Frank Boogaerts, en algemeen directeur, Katleen Janssens, om de ontwerpakte te ondertekenen.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

GRATIS GRONDAFSTAND DORPSSTRAAT 26. GOEDKEURING.

 

MOTIVERING

Voorgeschiedenis

In zitting van 28 november 2016 heeft het schepencollege van de stad Lier een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd onder referte 2016/188 voor het bouwen van 5 wooneenheden met bijhorende  parkeerplaatsen. 

Het bestaande gebouw is getroffen door de rooilijn Lier-Aarschot; goedgekeurd bij KB van 11/8/1920. Het nieuwe gebouw staat op de rooilijn.

 

Feiten en context

Ingevolge deze vergunning dient de grondeigenaar van de Dorpsstraat 26 te 2500 Lier een strook grond af te staan aan de stad dat voor de rooilijn ligt en dit gratis, vrij en onbelast . De afstand gebeurt voor openbaar nut, nl. inlijving bij de openbare wege nis.

 

Hiertoe werd door Ronny Van Eester, Wommelgemsesteenweg 134 te 2531 Boechout, landmeter expert, een plan opgemaakt onder ref. RVE OP 2017 05 125 , waarop het af te stane perceel is afgebeeld in groene kleur, groot 29,4 m²,  ten kadaster gekend onder Lier 4, B 585n8 met plan. Id. 12019 -10198.

 

Dit plan is opgenomen in het ontwerp van akte opgesteld door de vennootschap “Notarissen Goossens, Verwerft & Goossens”,  met zetel te 2280 Grobbendonk, Wijngaardstraat 40.

Het ontwerp van akte bevat de klassieke bepalingen van een gratis grondafstand voor openbaar nut. De aktekosten worden gedeeld door de afstand doener en de stad Lier.

 

Juridische grond

Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.

 

Argumentatie

Volgens de vastgestelde rooilijn dient een strook grond te worden overgedragen in de Dorpsstraat 26.  Het college overweegt het ontwerp van akte, opgesteld door de vennootschap “Notarissen Goossens, Verwerft & Goossens”,  met zetel te 2280 Grobbendonk, Wijngaardstraat 40 samen met het opmetingsplan principieel goed te keuren en te verzenden naar de gemeenteraad. De kosten verbonden aan deze akte worden gedeeld door beide partijen zoals voorzien in het ontwerp van akte

 

Stemming

 

eenparig

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad beslist het ontwerp van akte betreffende de gratis grondafstand in de Dorpsstraat 26, opgesteld door de vennootschap ““Notarissen Goossens, Verwerft & Goossens”,  met zetel te 2280 Grobbendonk, Wijngaardstraat 40  samen met het opmetingsplan goed te keuren.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

PERIODIEKE AANVAARDING VAN HANDGIFTEN AAN ARCHIEF LIER. GOEDKEURING.

 

MOTIVERING

Feiten en context

Jaarlijks krijgt het Archief Lier heel wat giften aangeboden. Deze zijn meestal afkomstig van particulieren, af en toe van verenigingen. Het gaat in het gros van de gevallen om enkele items met beperkte financiële waarde, maar een grote(re) emotionele waarde.

 

Aangezien het gaat om items zonder noemenswaardige financiële waarde volstaat de eenvoudigste vorm van gift, namelijk de gift van hand tot hand. Twee maal per jaar agendeert het Archief Lier de lijst met handgiften op het college (zie bijlage). Na principiële aanvaarding door het college, kunnen deze vervolgens definitief door de Gemeenteraad worden aanvaard.

 

Juridische grond

Decreet Lokaal Bestuur, art 40 en 41

Burgerlijk Wetboek, art. 894

 

Argumentatie

De giften die het Archief Lier op regelmatige ontvangt vormen een interessante aanvulling op de reeds bestaande collectie.

 

Stemming

 

eenparig

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad beslist de lijst met handgiften bij het Archief Lier binnengebracht tussen 1 juli en 31 december 2019 te aanvaarden.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

BELASTING OP GEBOUWEN EN /OF WONINGEN DIE BESCHOUWD WORDEN ALS ONBEWOONBAAR, ONGESCHIKT, VERWAARLOOSD. BOUWVALLIG OF LEEGSTAAND. GOEDKEURING.

 

MOTIVERING

Voorgeschiedenis

Op 28 juni 2017 werden door de gemeenteraad de belastingsreglementen op leegstand van gebouwen en leegstand van woningen goedgekeurd, beide reglementen houden op te bestaan op 31 december 2019.

Een hernieuwing is hoofdzakelijk, beide reglementen werden in één reglement gebundeld.

 

Feiten en context

Met ingang van 1 januari 2020, voor een termijn eindigend op 31 december 2025, wordt een belasting geheven op :

        de woningen die middels een Besluit van de Burgemeester of van de bevoegde Vlaamse minister onbewoonbaar zijn verklaard;

        de woningen die middels een Besluit van de Burgemeester of van de bevoegde Vlaamse minister ongeschikt zijn verklaard;

        de woningen en gebouwen die verwaarloosd zijn;

        leegstaande woningen en gebouwen;

én die zijn opgenomen in één van de drie gemeentelijke inventarissen, zoals bedoeld in artikel 5 van het reglement.

 

Juridische grond

Gelet op artikel 170 §4 van de Grondwet;

Gelet op de bepalingen van het decreet over het lokaal bestuur;

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;

Gelet op artikel 2 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;

Gelet op artikel 2.2.6 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, zoals gewijzigd door artikel 46 van het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, in werking getreden op 23 december 2016;

 

Stemming

 

23 stemmen voor: Frank Boogaerts, Marleen Vanderpoorten, Rik Verwaest, Walter Grootaers, Henri Pets, Bert Wollants, Ivo Andries, Annemie Goris, Freddy Callaerts, Jenny Van Damme, Marcel Taelman, Ella Cornelis, Sabine Leyzen, Lucien Herijgers, Christina Wagner, Yahya Degirmenci, Thierry Suetens, Ann-Sofie Van den Broeck, Ilse Lambrechts, Dirk Frans, Maurits De Smedt, Heidi Van den Bergh en Walter Marien

8 onthoudingen: Koen Breugelmans, Katrien Vanhove, Peter Caluwé, Stijn Coenen, Tom Claes, Evi Van Camp, Geert Marrin en Stéphanie Van Campenhout

Goedkeuring met 23 stemmen voor - 8 onthoudingen

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad gaat akkoord om een belastingreglement op te maken om een belasting te heffen op gebouwen en/of woningen die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd, bouwvallig of leegstaand, overeenkomstig het voorstel in bijlage.

 

Art 2 :

De gemeenteraad gaat akkoord om het belastingreglement op gebouwen en/of woningen die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd, bouwvallig of leegstaand, vast te leggen voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025.

 

 

Bijlage:

 

BELASTING OP GEBOUWEN EN/OF WONINGEN DIE BESCHOUWD WORDEN ALS ONBEWOONBAAR, ONGESCHIKT, VERWAARLOOSD, BOUWVALLIG OF LEEGSTAAND.

 

Juridische grond

Gelet op de grondwet, meer bepaald artikel 170§4;

Gelet op het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 (ook wel heffingsdecreet genoemd);

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 en latere wijzigingen houdende de Vlaamse Wooncode;

Gelet op het decreet van 26 maart 2004  betreffende openbaarheid van bestuur;

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen-procedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, artikel 2.2.6, met latere wijzigingen;

Gelet op het decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en latere wijzigingen, in het bijzonder op het artikel 40 §3, artikel 41 14°, artikel 286 §1, artikel 287, artikel 288 en artikel 330;

Gelet op het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, ingezonderd artikels 12, 24 en 25;

Gelet op de omzendbrief van 15 februari 2019 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding houdende de onderrichtingen betreffende de gemeentefiscaliteit;

Gelet op de financiële toestand van de gemeente;

 

Motivering

Overwegende dat het besluit van de Vlaamse Regering over het lokaal woonbeleid van 16 november 2018 de gemeente aanduidt als coördinator van het woonbeleid;

Overwegende dat op basis van het Grond- en Pandendecreet gemeenten een register van leegstaande en/of verwaarloosde woningen en gebouwen kunnen bijhouden;

Overwegende dat een gemeentelijk reglement aangenomen dient te worden waarin de indicaties van leegstand en/of verwaarlozing en de procedure tot vaststelling van de leegstand en/of verwaarlozing worden vastgesteld;

Overwegende dat de langdurige leegstand en verwaarlozing van woningen en gebouwen op het grondgebied van de gemeente voorkomen en bestreden moet worden om de verloedering van de leef- en woonomgeving tegen te gaan;

Overwegende dat leegstand één van de meest hinderlijke elementen in het straatbeeld van een handels- en/of dorpskern en omliggende straten vormt. Het beïnvloedt op negatieve wijze de aantrekkelijkheid van een gemeente doordat een desolate indruk wordt gecreëerd;

Overwegende dat de langdurige leegstand en/of verwaarlozing van woningen en gebouwen een negatieve impact hebben op het straatbeeld en veiligheidsgevoel;

Overwegende dat het wenselijk is dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare patrimonium voor wonen optimaal benut wordt;

Overwegende dat leegstaande en/of verwaarloosde gebouwen hierdoor een grotere negatieve impact hebben op de aantrekkelijkheid van de gemeente dan leegstaande woningen;

Overwegende dat de gemeente ook opteert om de belasting voor gebouwen reeds verschuldigd te maken vanaf opname op het register van leegstand en verwaarlozing, zodat het positieve effect van deze belasting sneller zal kunnen worden waargenomen en negatieve effecten van de leegstand en verwaarlozing minder lang aanslepen;

Overwegende dat de strijd tegen leegstand en verwaarlozing echter slechts een effect zal hebben als de opname van dergelijke woningen en gebouwen in een leegstandsregister en/of register van verwaarlozing ook daadwerkelijk leidt tot een belasting;

Overwegende dat een concentratie van kleinhandelsactiviteiten in het kernwinkelgebied bijdraagt tot een nabij en bereikbaar aanbod voor een grote bevolkingsconcentratie, wat tegelijkertijd kleinhandelslinten op het grondgebied vermijdt;

Overwegende dat de aantrekkingskracht voor dit verblijfsklimaat sterk bepaald wordt door het pakket aan voorzieningen inzake detailhandel en horeca, alsook de kwaliteit ervan;

Overwegende dat leegstand en verwaarlozing nefast is voor de commerciële ontplooiing van het kernwinkelgebied en negatief is voor de uitstraling en imago van de stad noopt dit tot een gedifferentieerde fiscale aanpak van de leegstand en verwaarlozing van handelspanden in het kernwinkelgebied;

Overwegende dat de gemeente daarom opteert voor een gedifferentieerd tarief afhankelijk van de zone waarin het gebouw gelegen is;

Overwegende dat deze leegstand en verwaarlozing structureel aangepakt moet worden. Het verminderen van het aantal leegstaande handelspanden en de tijdelijke invulling van leegstaande handelspanden werden hierdoor mee voorzien als activeringsmogelijkheid;

Overwegende dat de vrijstellingen van registratie en/of belasting die in dit reglement zijn opgenomen, het best aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente;

 

 

HOOFDSTUK  IALGEMEEN

 

Artikel 1 - Belastbaar feit

Met ingang van 1 januari 2020, voor een termijn eindigend op 31 december 2025, wordt een belasting geheven op:

        de woningen die middels een Besluit van de Burgemeester of van de bevoegde Vlaamse minister onbewoonbaar zijn verklaard;

        de woningen die middels een Besluit van de Burgemeester of van de bevoegde Vlaamse minister ongeschikt zijn verklaard;

        de woningen en gebouwen die verwaarloosd zijn;

        leegstaande woningen en gebouwen;

 

én die zijn opgenomen in één van de drie gemeentelijke inventarissen, zoals bedoeld in artikel 5 van het reglement.

 

Artikel 2 - Definities

De volgende begrippen worden gebruikt:

1.administratie: de gemeentelijke administratieve eenheid die door het college van burgemeester en schepenen wordt belast met het beheer van de inventarissen leegstand en verwaarlozing zoals bedoeld in artikel 5, inclusief de mogelijkheid tot ambtshalve schrapping, na goedkeuring van het college van burgemeester en schepenen;

2.college: het college van burgemeester en schepenen van de stad Lier;

3.decreet grond- en pandenbeleid: decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en latere wijzigingen;

4.beroepsinstantie: college van Burgemeester en Schepenen;

5.VMSW: Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen;

6.SHM: Sociale huisvestingsmaatschappij;

7.woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande, met inbegrip van kamers;

8.kamer: een woning waarin één of meer van volgende voorzieningen ontbreken: wc, bad of douche, kookgelegenheid, en waarvan de bewoners voor deze voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt;

9.gebouw: elk bebouwd (bestaand of nieuw) onroerend goed, dat zowel hoofdgebouw als deelgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsgebouwen, vermeld in artikel1,1, van het decreet 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, dat niet beantwoordt aan de definitie van de woning en niet valt onder het belastingreglement van de stad Lier op bedrijfsgebouwen op bedrijfsruimten die beschouwd worden als onafgewerkt, leegstaand of verwaarloosd;

10.inventarisatiedatum: de datum waarop de woning of het gebouw wordt opgenomen;

11.functie van het gebouw: de functie van een gebouw is deze die overeenkomt met het gebruik van een gebouw (of voor gedeelten daarvan) volgens afgeleverde vergunningen in de zin van art. 4.2.1. VCRO (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) of van art. 5.2.1 DABM (Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid) of van art. 11 DIH (Decreet Integraal Handelsvestigingsbeleid). Bij een gebouw waarvoor geen vergunning voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangifte, akte of bescheiden;

12.stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken: werken waarvoor volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd;

13.renovatienota: een nota die bestaat uit:

(1)een gedetailleerd overzicht van welke niet stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd,

(2)een gedetailleerd tijdschema waarin de fasering van de werken wordt toegelicht,

(3)een gedetailleerd bestek van een geregistreerd aannemer of van de belastingplichtige indien hij zelf de werken zal uitvoeren,

(4)fotoreportage met weergave van de bestaande toestand van de te renoveren onderdelen en,

(5)indien van toepassing een akkoord van de mede-eigenaars;

14.ramp: een gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van het zakelijk recht en waardoor de schade dermate is dat het gebruik onmogelijk is, bijv. brand, gasontploffing, blikseminslag,… ;

15.beveiligde zending: een (elektronisch) aangetekende zending of een afgifte tegen ontvangstbewijs;

16.kernwinkelgebied: zoals vastgesteld door de gemeenteraad;

17.Vlaamse Wooncode (VWC): decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997 en latere aanpassingen;

18.aanslagjaar: jaar waarop de heffing betrekking heeft;

19.stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken: werken waarvoor volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd;

20.vrij beroep: onder een vrij beroep verstaat men elke zelfstandige beoefenaar van een dienstverlenend intellectueel beroep waarbij de dienstverlening hoofdzakelijk uit een intellectuele prestatie bestaat. De beoefenaar genoot hiervoor een belangrijke voorafgaande opleiding en permanente vorming blijft vereist. De beoefenaar draagt een persoonlijke verantwoordelijkheid. De dienstverlening gebeurt zowel in het belang van de cliënt als het algemeen belang. De beroepsuitoefening is onderworpen aan een erkende deontologie;

21.kernwinkelgebied: het kernwinkelgebied zoals omschreven in beleidsvisie detailhandel, goedgekeurd door de gemeenteraad;

22.ernstige vochtschade: vast te stellen ernstige vochtschade uit zich in vervormde materialen, schimmels, mossen of andere organisme en of zoutkristallisatie;

 

Artikel 3 - Belastingplichtige en kennisgeving

§1. Als belastingplichtige wordt beschouwd diegene die op de inventarisatiedatum de houder

is van één van de hierna vermelde zakelijke rechten met betrekking tot een woning of

gebouw dat zich op één van de in artikel 5 bedoelde inventarissen bevindt:

        de volle eigendom;

        het recht van opstal of van erfpacht;

        het vruchtgebruik.

 

§2. Behoort één van die zakelijke rechten in onverdeeldheid toe aan meer dan één houder dan geldt de onverdeeldheid als belastingplichtige. De belasting is hoofdelijk verschuldigd door alle leden  van de onverdeeldheid.

 

§3. Degene die het zakelijk recht overdraagt, is tevens verplicht binnen de maand na het verlijden van de notariële akte, per beveiligde zending aan het college mee te delen:

        naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht;

        datum van de overdracht van het zakelijk recht;

        naam en standplaats van de notaris;

        nauwkeurige aanduiding van het onroerend goed.

 

Bij ontstentenis van deze kennisgeving blijft de overdrager van een zakelijk recht als belastingplichtige beschouwd voor de volgende heffingen die na de overdracht van het zakelijk recht worden geheven. Van zodra de overdracht van het zakelijk recht gemeld wordt aan het college, wordt de overdrager van het zakelijk recht niet meer beschouwd als belastingplichtige en dit vanaf het moment van overdracht, maar is de overdrager een administratieve geldboete van 300 euro verschuldigd omwille van de laattijdige melding van de overdracht van het zakelijk recht.

 

§4. De administratie geeft de houder van het zakelijk recht kennis van de opname op één of twee van de inventarissen. De administratieve akte wordt hiertoe betekend per beveiligde zending, die geadresseerd wordt aan de woonplaats of maatschappelijke zetel of, indien de woonplaats of maatschappelijke zetel niet bekend is, aan de verblijfplaats of aan een vestiging van de maatschappelijke zetel van de houder van het zakelijk recht.

 

Artikel 4 - Belasting

De belasting is verschuldigd vanaf de inventarisatiedatum en daarna jaarlijks.

 

 

HOOFDSTUK IIDE INVENTARISSEN

 

Artikel 5 - De inventarissen

§1. De administratie maakt drie afzonderlijke inventarissen:

A.een ‘inventaris verwaarlozing’;

B.een ‘inventaris ongeschikt-onbewoonbaar’;

C.een ‘inventaris leegstand’.

 

§2. De administratie is bevoegd om de verwaarlozing, ongeschiktheid- onbewoonbaarheid of de leegstand van een woning en/of gebouw op te sporen en in een administratieve akte vast te stellen.

 

§3. De administratieve akte vermeldt minimum:

        de identificatiegegevens van het onderzoek: het dossiernummer, de naam van de ambtenaar van de administratie die de technische vaststellingen heeft gedaan en het adres van de afdeling of de gemeentelijke administratieve overheid waartoe hij behoort;

        de identificatiegegevens van de woning en/of het gebouw: het adres, de kadastrale ligging en de kadastrale omschrijving;

        het technisch verslag;

        de datum van de administratieve akte;

        de plaats van de kennisgeving van de administratieve akte.

 

§4. De door het college met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste ambtenaren bezitten de onderzoeks-,controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en  gemeentebelastingen.

 

§5. Elke inventaris bevat mininum volgende gegevens: reden van inventarisatie, adres, kadastrale ligging, kadastrale omschrijving, naam en adres van de houder van het zakelijk recht, de datum van administratieve akte of van Besluit van de Burgemeester, de inventarisatiedatum en de begin- en einddatum van vrijstelling.

 

 

A.INVENTARISATIE VAN VERWAARLOOSDE WONINGEN/KAMERS  EN/OF GEBOUWEN

 

Artikel 6 - De inventaris

§1. De administratie stelt een ‘inventaris verwaarlozing’ op, en voorziet een onderscheid tussen verwaarloosde woningen of gebouwen.

 

§2. Bij een gelijkvloers commercieel pand wordt uitgegaan dat de economische functie  primair is. Bij een volwaardige opdeling met bv een vergunde afzonderlijke toegang zal het woongedeelte afgescheiden worden van de economische functie. Dan zijn het twee afzonderlijke entiteiten.

 

Artikel 7 - Definities

Een woning of gebouw wordt als geheel of gedeeltelijk verwaarloosd beschouwd wanneer de woning of het gebouw aan de structuur uitgesproken gebreken van algemene of beperkte omvang vertoont. Dit houdt gebreken in aan private buitenruimten aan de woning of het gebouw of aan buitenmuren, voegwerk, schoorstenen, dakbedekking, dakgebinte, buitenschrijnwerk, kroonlijst, dakgoten of glas.

Uitgesproken gebreken zijn algemeen, indien ze zich voordoen over meer dan de helft van de oppervlakte, de lengte of de breedte van de woning of het gebouw.

Gebreken zijn beperkt van omvang, indien ze zich voordoen over minder dan de helft van de oppervlakte, de lengte of de breedte van de woning of het gebouw.

Om als verwaarloosd te worden gekwalificeerd, moet er minstens sprake zijn van drie beperkte gebreken of één algemeen gebrek. Er is echter steeds sprake van verwaarlozing wanneer het gebreken betreft die de stabiliteit of veiligheid van de woning of het gebouw in gevaar brengen of wanneer het woningen of gebouwen betreft die aangetast zijn door vochtindringing.

 

Artikel 8 - De vaststelling

§1. De administratie beoordeelt de verwaarlozing aan de hand van het ‘technisch verslag verwaarlozing’ op basis van vaststellingen vanop het openbaar domein.

 

§2. De vaststelling van de verwaarlozing van een woning of een gebouw resulteert in een administratieve akte op basis van  het “technisch verslag verwaarlozing” in bijlage.

 

Artikel 9 - De opname in de inventaris

De opname in de inventaris gebeurt, na verloop van de betwistingstermijn, op datum van de betekening van de administratieve akte van vaststelling van verwaarlozing.

 

Artikel 10 - Betwistingen inventarisatie

§1. De houder van het zakelijk recht beschikt over een termijn van vier maanden vanaf de datum van betekening van de administratieve akte om de vastgestelde gebreken en tekenen van verval te herstellen of de juistheid ervan te betwisten. Zolang de indieningstermijn van vier maanden niet verstreken is, kan een vervangende betwisting ingediend worden, waarbij de eerdere betwisting als ingetrokken beschouwd wordt. Als de houder er niet in slaagt om binnen deze termijn de juistheid van het verslag te weerleggen of aan te tonen dat het gebouw en/of de woning na afloop van deze termijn geen ernstige zichtbare en storende gebreken of tekenen van verval meer vertoont, wordt de woning en/of het gebouw geïnventariseerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 van dit besluit.

 

§2. De houder van het zakelijk recht die de inventarisatie wenst te betwisten, dient hiervoor zelf alle nodige bewijsstukken voor te leggen aan het college via een beveiligde zending.

 

§3. Het college geeft de houder van het zakelijk recht binnen drie maanden na ontvangst van de betwisting kennis van haar beslissing daaromtrent.

 

Artikel 11 - Schrapping

§1. De verwaarloosde woningen en/of gebouwen worden geschrapt uit de ‘inventaris verwaarlozing’ op datum van vaststelling door de administratie dat de woningen en/of gebouwen volgens de criteria van het technisch verslag niet meer als verwaarloosd kunnen worden beschouwd.

 

§2. Het controleonderzoek gebeurt op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige aan het college via een beveiligde zending.

 

§3. Het college geeft de houder van het zakelijk recht of desgevallend zijn rechtsopvolger binnen drie maanden na het verzoek tot schrapping kennis van haar beslissing daaromtrent.

 

§4. De houder van het zakelijk recht kan tegen een weigering tot schrapping van een gebouw of woning van de stedelijke inventaris binnen drie maanden na de betekening van de weigering, beroep aantekenen bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen.

 

 

B.INVENTARISATIE VAN WONINGEN/KAMERS  EN/OF GEBOUWEN DIE WORDEN BESCHOUWD ALS ONBEWOONBAAR OF ONGESCHIKT

 

Artikel 12 - De inventaris

De administratie volgt de ‘inventaris ongeschikt-onbewoonbaar’ zoals opgesteld door de inventarisbeheerder in casu Wonen Vlaanderen. De inventaris bestaat uit twee afzonderlijke lijsten. Enerzijds is er een lijst met woningen die ongeschikt en/of onbewoonbaar werden verklaard op basis van de artikelen 15 tot en met 16quater uit de Vlaamse Wooncode. Anderzijds is er een lijst van panden die onbewoonbaar worden verklaard op basis van art. 135 uit de Nieuwe Gemeente wet. 

 

Artikel 13 - Definities

§1. Een ongeschikt verklaarde woning is een woning die niet beantwoordt aan de veiligheids-, gezondheids- of kwaliteitsnormen, opgelegd door het decreet houdende de Vlaamse Wooncode d.d.15 juli 1997 en latere wijzigingen en het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting d.d.22 december 1995 en latere wijzigingen, en die door de bevoegde instantie als dusdanig ongeschikt werd verklaard.

 

§2. Een onbewoonbaar verklaarde woning en of gebouw is een woning die op grond van veiligheids- en/of gezondheidsaspecten niet meer mag worden bewoond en die door de bevoegde instantie als dusdanig onbewoonbaar werd verklaard conform artikelen 64 en 42 van het gemeentedecreet of het decreet houdende de Vlaamse Wooncode d.d.15 juli 1997. Dit geldt ook bij een woning of kamer waarvoor conform artikels 133 en 135 van de Nieuwe Gemeentewet de burgemeester het besluit tot onbewoonbaarheid heeft genomen.

 

Artikel 14 - De vaststelling

§1. De vaststelling van de ongeschikt- of onbewoonbaarheid gebeurt volgens de procedure omschreven in de Vlaamse Wooncode of volgens de procedure in toepassing van artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet.

 

§2. De administratie volgt het aan het college geadviseerd advies van de bevoegde instantie bij ongeschiktheid en/of onbewoonbaarheid of door de administratie in geval acuut veiligheidsgevaar noopt artikel 135 van de nieuwe gemeentewet.

 

Artikel 15 - Opname in de inventaris

De inventarisatie van een ongeschikt- en/of onbewoonbaar verklaarde woning gebeurt op datum van het desbetreffende besluit van de burgemeester of van de bevoegde Vlaamse minister.

 

Artikel 16 - Betwisting inventarisatie

Een betwisting tegen de opname in deze inventaris is niet meer mogelijk.  Deze mogelijkheid zit vervat in de administratieve procedure die omschreven wordt in artikel 14 van dit reglement. 

 

Artikel 17 - Schrapping uit de inventaris

§1. Een ongeschikt- of onbewoonbaar verklaarde woning wordt geschrapt uit de ‘inventaris ongeschikt-onbewoonbaar’ op datum van de afgifte van het conformiteitsattest, waarbij de woningen geschikt voor bewoning wordt verklaard, in geval van vernietiging of intrekking bij ministerieel besluit van het besluit van de Burgemeester, op de datum bepaald in het ministerieel besluit.

 

§2. Het college deelt de datum van schrapping uit de inventaris mee aan de houder van het zakelijk recht.

 

 

C.INVENTARISATIE VAN GEBOUWEN EN/OF WONINGEN DIE WORDEN BESCHOUWD ALS LEEGSTAAND

 

Artikel 18 - De inventaris

De administratie stelt een ‘inventaris leegstand’ op, en voorziet een onderscheid tussen

leegstaande woningen of gebouwen.

 

Artikel 19 - Definities

§1. Een woning wordt beschouwd als leegstaand indien de woning gedurende ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet effectief wordt gebruikt in overeenstemming met hetzij de woonfunctie hetzij elke andere door de Vlaamse Regering omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich meebrengt. De functie van de woning is deze die overeenkomt met een voor de woning of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane omgevingsvergunning, melding in de zin van artikel 4.2.1. Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en latere wijzigingen, melding in de zin van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en latere wijzigingen.

Bij een woning waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van de woning voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.

 

§2. Een gebouw wordt als leegstaand beschouwd indien meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw. De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane omgevingsvergunning, melding in de zin van artikel 94 van het decreet Ruimtelijke Ordening en latere wijzigingen, milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en latere wijzigingen.

Bij een gebouw waarvoor geen vergunning voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.

 

§3. In afwijking van § 1 en § 2, wordt een nieuw gebouw of een nieuwe woning als leegstaand beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven

jaar na de afgifte van een definitief uitvoerbare omgevingsvergunning niet aangewend wordt overeenkomstig § 1 respectievelijk § 2.

 

Artikel 20 - De vaststelling

§1. De vaststelling van leegstand voor woningen gebeurt op basis van onder meer volgende indicaties:

        het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister;

        het aanbieden als “te koop” of “te huur”;

        het ontbreken van aansluitingen op nutsvoorzieningen;

        de vaststelling van een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat een gebruik overeenkomstig de woonfunctie of het normale verbruik van het gebouw kan worden uitgesloten;

        de aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van een leegstand of improductiviteit;

        de onmogelijkheid om het gebouw te betreden;

        sporen die wijzen op langdurig niet-gebruik, zoals een uitpuilende brievenbus, geblindeerde ramen, afval of onkruid, …;

        getuigenissen;

        bestuurlijk verslag van de wijkagent;

        proces-verbaal van de GAS-ambtenaar;

        en de vaststellingen ter plaatse door de onderzoeker van de stad Lier op basis van het technisch verslag leegstand.

 

§2. De leegstaande gebouwen worden vastgesteld op basis van één of meer van volgende indicatie(s,) d.m.v. foto’s vanop de openbare weg of een melding:

        opname in de detailhandelsdatabank “Locatus”;

        het ontbreken van aangeduide openingsuren die duidelijk maken aan de consument wanneer er klanten terecht kunnen;

        het ontbreken van een neergelegde jaarrekening x-1 in het jaar x van de feitelijke opname van de onderneming die gevestigd is op het adres van het te inventariseren pand;

        het ontbreken van een vestigings-/ondernemingsnummer in de Kruispuntbank voor Ondernemingen;

        het langdurig niet voor het publiek toegankelijk zijn tijdens de gebruikelijke of geafficheerde openingsuren van een gebouw met als bestemming handel;

        de aanvraag om vermindering van onroerende voorheffing naar aanleiding van leegstand of improductiviteit;

        de onmogelijkheid om het gebouw normaal te betreden, bv. door een geblokkeerde ingang, …;

        sporen die wijzen op langdurig niet-gebruik, zoals een uitpuilende brievenbus, geblindeerde ramen, afval of onkruid, …;

        het ontbreken van aansluitingen voor nutsvoorzieningen of het vermoeden van een dermate laag verbruik van de nutsvoorzieningen dat het normale gebruik van het gebouw kan uitgesloten worden tenzij de houder van het zakelijk recht hiervoor een verantwoording kan geven gesteund op zijn toestand;

        bestuurlijk verslag van de wijkagent;

        proces-verbaal van de GAS-ambtenaar;

        de vaststelling(en) ter plaatse door de onderzoeker van de stad op basis van het “beschrijvend verslag”.

 

§3. Een ander gebruik van een woning dan effectieve bewoning wordt niet aanvaard als zijnde gebruik van de woning. Als effectieve bewoning geldt zowel het gebruik als hoofdverblijfplaats als het gebruik als tweede verblijfplaats.

 

Het gebruik als tweede verblijfplaats wordt beoordeeld op basis van een plaatsbezoek en het verbruik van nutsvoorzieningen.

Om als tweede verblijfplaats beoordeeld te worden, dient het waterverbruik minimum 30 m³ per jaar te bedragen, het elektriciteitsverbruik minimum 600 kWh per jaar te bedragen of het gasverbruik minimum 2,26 kWh per jaar te bedragen. Voor houders van het zakelijk recht van een woning voorzien van zonnepanelen, moet enkel het minimum water- en/of gasverbruik aangetoond worden.

 

§4. De administratie beoordeelt de leegstand aan de hand van het technisch verslag  leegstand.

 

§5. De vaststelling van de leegstand van een woning of een gebouw resulteert in een administratieve akte met het “technisch verslag verwaarlozing” in bijlage.

 

Artikel 21 - De opname in de inventaris

De opname in de inventaris gebeurt, na verloop van de betwistingstermijn, op datum van de

betekening van de administratieve akte van vaststelling van leegstand

 

Artikel 22 - Betwistingen inventarisatie

§1. De zakelijk gerechtigde kan binnen 1 maand na betekening van de administratieve akte de opname betwisten bij het college. De administratie registreert elke betwisting in de inventaris en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van de betwisting.

 

§2. De administratie toetst de ontvankelijkheid af van de betwisting af. De betwisting is enkel onontvankelijk in één van de volgende gevallen:

        Indien te laat ingediend of niet ingediend overeenkomstig de bepalingen van § 3;

        Indien dit niet uitgaat van een zakelijk gerechtigde of zijn rechtsgeldige vertegenwoordiger;

        Indien niet ondertekend.

 

Als de administratie de onontvankelijkheid vaststelt, deelt ze dat aan de indiener mee met de vermelding dat de procedure van de betwisting als afgehandeld beschouwd wordt.

 

§3. De betwisting wordt gedagtekend en bevat minimaal de volgende gegevens:

        de identiteit en het adres van de indiener;

        de aanwijzing van de administratieve akte en van het gebouw of de woning waarop de betwisting betrekking heeft;

        een of meer bewijsstukken die de leegstand weerleggen, met dien verstande dat de vaststelling van de leegstand betwist kan worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed.

 

Als de betwisting ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als advocaat van de zakelijke gerechtigde.

 

De indiener dient bij de betwisting de overtuigingsstukken te voegen die hij nodig acht. De overtuigingsstukken worden door de indiener gebundeld en op een bijgevoegde inventaris opgenomen.

 

§4. De administratie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke  betwisting op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling, of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door een met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste ambtenaar. De betwisting wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een pand geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.

 

§5. Het college geeft de houder van het zakelijk recht binnen de drie maanden na ontvangst van de betwisting kennis van haar beslissing daaromtrent.

 

Artikel 23 - Schrapping

§1. Een woning wordt geschrapt uit de inventarislijst van de leegstaande woningen als ze ten minste zes maanden ononderbroken wordt bewoond, te rekenen vanaf de datum van bewoning. De ingebruikname moet door de belastingplichtige worden gemeld aan de team Wonen via een beveiligde zending.

De administratie kan steeds een tussentijds plaatsbezoek uitvoeren. Indien tijdens deze tussentijdse controle wordt vastgesteld dat de woning niet bewoond wordt, dan wordt de procedure van schrapping stopgezet.

 

Indien de melding van de ingebruikname meer dan zes maanden na datum van de effectieve ingebruikname wordt gemeld aan de administratie, wordt zo snel als mogelijk een plaatsbezoek uitgevoerd. Het effectief gebruik zal onder meer blijken uit de inschrijving in het Bevolkingsregister en na een plaatsbezoek. Bij het plaatsbezoek wordt de eigenaar verzocht om facturen van gas en elektriciteit van de laatste zes maanden voor te leggen. De datum van het plaatsbezoek geldt als schrappingsdatum indien er effectief bewoning werd vastgesteld en de nodige bewijsstukken werden voorgelegd.

 

§2. Een gebouw wordt geschrapt uit de inventarislijst van de leegstaande gebouwen indien meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte van het gebouw, na de periode van leegstand, ten minste zes opeenvolgende maanden effectief wordt gebruikt volgens de functie. De ingebruikname moet door de belastingplichtige worden gemeld aan team ondernemen a.d.h.v. een handelshuurovereenkomst. De periode van zes maanden begint te lopen vanaf het moment van vaststelling door de administratie via een plaatsbezoek. Na zes maanden kan opnieuw een plaatsbezoek worden uitgevoerd. Wanneer blijkt dat het gebouw nog steeds in gebruik is volgens de functie, dan wordt het geschrapt op datum van de eerste controle. De administratie kan steeds een tussentijds plaatsbezoek uitvoeren. Indien tijdens deze tussentijdse controle wordt vastgesteld dat het gebouw niet in gebruik is, dan wordt de procedure van schrapping stopgezet.

 

§3. Een woning en/of gebouw, waarvoor een functiewijziging werd vergund, wordt geschrapt uit de inventarislijst van de leegstaande woningen en/of gebouwen op de datum van de gemelde ‘einde der werken’ bij de team Omgeving stad Lier, enkel en indien er invulling is vastgesteld conform de nieuwe vergunde functie.

 

§4. Indien een plaatsbezoek wordt geweigerd of indien aan de administratie geen toegang wordt verleend tot de woning en/of het gebouw, dan wordt de aanvraag tot schrapping automatisch verworpen en blijft de woning en/of het gebouw geïnventariseerd.

 

§5. Het college van burgemeester en schepenen geeft de houder van het zakelijk recht of desgevallend zijn rechtsopvolger binnen drie maanden na het verloop van de zes maanden en na het eventuele plaatsbezoek, kennis van haar beslissing daaromtrent per beveiligde zending.

 

§6. De houder van het zakelijk recht kan tegen een weigering tot schrapping van een gebouw of woning van de stedelijke inventaris binnen drie maanden na de betekening van de weigering, beroep aantekenen bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen.

 

 

D.TEGELIJKERTIJD VOORKOMEN OP VERSCHILLENDE INVENTARISSEN

 

Artikel 24 - Onverenigbaarheden

Woningen die reeds voorkomen op de inventaris ‘ongeschikt-onbewoonbaar’, kunnen niet opgenomen worden op de inventaris leegstand.

 

 

HOOFDSTUK IIITARIEVEN EN BEREKENING VAN DE BELASTING

 

Artikel 25 - Berekening van de heffing

§1. Tarieven:

        het basisbedrag van de heffing voor woningen wordt per belastbare woning vastgesteld op 2608,80 euro;

        het basisbedrag van de heffing voor een gebouw buiten het kernwinkelgebied wordt per belastbaar gebouw vastgesteld op 2.608,80 euro;

        het basisbedrag van de heffing voor gebouw gelegen in kernwinkelgebied, zoals   bepaald in de Beleidsvisie Detailhandel wordt vastgesteld op 5217,70 euro.

 

§2. Berekening:

Het bedrag van de heffing is gelijk aan het resultaat van volgende formule:

        het basisbedrag vermenigvuldigd met x+1, waarbij x gelijk is aan het aantal periodes van twaalf maanden dat de woning en/of het gebouw zonder onderbreking opgenomen is in de gemeentelijke inventaris;

        x mag niet meer bedragen dan 4;

        bij overdracht: Indien het zakelijk recht van een woning en/of gebouw wordt overgedragen tijdens de periode van vrijstelling, zoals bepaald in hoofdstuk IV, dan vervalt de vrijstelling en wordt aan de overdrager een heffing opgelegd gelijk aan de som van de heffingsbedragen die de overdrager verschuldigd zou zijn voor de reeds opgenomen periode van de vrijstelling;

        in het geval dat een woning en/of gebouw tegelijkertijd op verschillende inventarissen ingeschreven staat, is de voormelde heffing verschuldigd per afzonderlijke opname;

        indien de omgevingsvergunning niet wordt verleend, zoals bepaald in artikel 30 dan vervalt de vrijstelling en wordt aan de belastingplichtige een heffing opgelegd gelijk aan de som van de heffingsbedragen die de overdrager verschuldigd zou zijn voor de reeds opgenomen periode van de vrijstelling.

 

 

HOOFDSTUK IVPROCEDURE AANVRAAG EN GRONDEN VAN VRIJSTELLING

 

Artikel 26 - Aanvraag van de vrijstelling

§1. Een vrijstelling van de heffing dient te worden aangevraagd bij voorkeur digitaal of per

aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs bij stad Lier.

De aanvrager dient zelf de nodige bewijsstukken aan te leveren.

 

§2. De aanvraag van een vrijstelling moet tijdens het eerste (aanslag)jaar gebeuren binnen vier maanden nadat de administratieve akte betekend werd.  Dit geldt voor alle akten die in dit reglement het onderwerp vormen van de heffing.

Als deze termijn van vier maanden verstreken is en er wordt alsnog door de belastingplichtige verzocht om de vrijstellingsgrond te onderzoeken, zal dit gepaard gaan met een administratieve geldboete van 300 euro.

 

§3. Vanaf het tweede (aanslag)jaar moet de aanvraag tot een vrijstelling bij stad Lier worden ingediend en dit twee maanden vóór het verstrijken van de toepasselijke inventarisatiedatum.

Als deze termijn van twee maanden verstreken is en er wordt alsnog door de belastingplichtige verzocht om de vrijstellingsgrond te onderzoeken, zal dit gepaard gaan met een administratieve geldboete van 300 euro.

 

§4. Als een aanvraag tot een vrijstelling onvolledig is, moet deze binnen de

maand waarop de aanvraag werd ingediend vervolledigd worden.  Als deze termijn van één maand verstreken is en er wordt alsnog door de belastingplichtige verzocht om de vrijstellingsgrond te onderzoeken, zal dit gepaard gaan met een administratieve geldboete van 300 euro.

 

§5. De administratie geeft de houder van het zakelijk recht binnen vier maanden na het verzoek van vrijstelling, kennis van haar beslissing daaromtrent. Van de vrijstelling die wordt toegekend, vermeldt de administratie de begin- en einddatum in de inventaris. Deze kennisgeving bevat minimum de begin- en einddatum van de vrijstelling en de datum waarop de houder van het zakelijk recht de eerste maal terug heffingsplichtig wordt. 

 

Artikel 27 - Vrijstelling voor een nieuwe houder van het zakelijk recht

§1. De belastingsplichtige die een nieuwe houder van het zakelijk recht is, kan een vrijstelling toegekend krijgen van twee jaar. Dit geldt vanaf het moment van overdracht waarbij de vastegestelde datum op de notariële akte als stardatum geldt.

De nieuwe houder van het zakelijk recht kan zich hier twee jaar op beroepen, in casu blijft de vastgestelde datum op de notariële akte als startdatum van toepassing.

 

Als het voorwerp van het zakelijk recht een beschermd monument omvat kan een vrijstelling toegekend worden van  vijf jaar. De nieuwe houder van het zakelijk recht bewijst zelf dat het hier handelt over een beschermd monument en kan zich dan hier vijf  jaar op beroepen, in casu blijft de vastgestelde datum op de notariële akte als startdatum van toepassing.

 

§2. De belasingsplichtige die op deze basis een vrijstelling heeft toegekend gekregen en die binnen deze vrijstellingsperiode het zakelijk recht overdraagt, zal alsnog een heffing verschuldigd zijn. De toegekende vrijstelling wordt dan als niet toegekend beschouwd.

 

§3. Deze vrijstelling geldt niet voor overdrachten aan:

        vennootschappen waarin de vroegere houder van het zakelijk recht participeert, rechtstreeks of onrechtstreeks, voor meer dan 10% van het aandeelhouderschap;

        vzw’s waar de houder van het zakelijk recht lid van is;

        bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, tenzij ingeval van overdracht bij erfopvolging of testament.

 

Artikel 28 - Vrijstelling voor sociale huisvestingsmaatschappijen

Er wordt een vrijstelling van drie jaar verleend aan sociale huisvestingsmaatschappijen op voorwaarde dat ze binnen het eerste inventaris jaar een volledig renovatiedossier hebben ingediend. De datum op het ontvangstbewijs van de VMSW geldt als bewijs. De vrijstelling start op de datum waarop de administratie de stukken  ontvangt die melden dat de VMSW het renovatiedossier gevalideerd heeft.

 

Indien na drie jaar de procedure nog niet werd afgerond, kan men een verlenging aanvragen voor de periode van 1 jaar. De aanvraag wordt ingediend uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de driejarige periode en dient vergezeld te zijn van een verklaring van de bevoegde overheid.

 

Artikel 29 - Vrijstelling voor renovatie

§1. Er wordt in een periode van tien jaar aan de belastingsplichtige éénmaal een vrijstelling van maximaal vier jaar gegeven voor de renovatie van de woning en/of het gebouw, waarbij de problematische situatie ten gronde wordt aangepakt. Binnen de renovatieperiode kan slechts een onderbreking van 1 jaar worden toegestaan waarin er geen renovatiewerken worden uitgevoerd. De overige periodes moeten aansluitend opgenomen worden. De werken moeten met andere woorden uiterlijk binnen de vier jaar uitgevoerd zijn. Binnen het jaar waarin er geen werken worden uitgevoerd is de heffing verschuldigd zoals bepaald in artikel 25.

 

§2. De geplande renovatiewerken dienen aangetoond te worden aan de hand van ofwel een niet-vervallen omgevingsvergunning voor vergunningsplichtige werken, ofwel een renovatienota voor niet-vergunningsplichtige werken.

 

De omgevingsvergunning moet aangevuld worden met een gedetailleerd tijdschema waarin de fasering van de werken wordt toegelicht. Uit deze documenten moet duidelijk blijken dat de problematische situatie ten gronde zal worden aangepakt. De termijnen van de omgevingsvergunning moeten gerespecteerd worden. Bij panden waar renovatiewerken zonder vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd, moet het pand binnen de twee jaar na inventarisatiedatum wind- en waterdicht zijn.

 

§3. De vrijstelling wordt verleend op voorwaarde dat de werken ook effectief worden uitgevoerd. Daarom wordt de vrijstelling verleend in schijven van één jaar.

 

§4. De eerste schijf gaat in:

        in het jaar van de aanvraag: via het aanvraagformulier en gaat in vanaf de datum van inventarisatie;

        in de daaropvolgende jaren: op de eerstvolgende inventarisatiedatum na datum van ontvangst op de administratie van ofwel de omgevingsvergunning en het gedetailleerd tijdschema, ofwel de volledige renovatienota.

 

§5. De aanvraag van de tweede, de derde en de vierde schijf moet ingediend worden met het aanvraagformulier aan de administratie. In deze gemotiveerde vraag wordt onder andere een gedetailleerde stand van zaken en planning van de werken opgenomen. Deze stand van zaken wordt onder andere aangetoond aan de hand van foto’s en facturen.

 

§6. De aanvraag van de tweede schijf moet ingediend worden uiterlijk een maand voor de eerste schijf verstrijkt indien de tweede schijf aansluit op de eerste. Om voor de tweede schijf in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken gestart zijn zoals gepland in de renovatienota of het gedetailleerd tijdschema. De toekenning van de tweede schijf kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van de administratie ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het plaatsbezoek dat de werken nog niet zijn gestart, dan wordt de tweede schijf geweigerd.

 

§7. De aanvraag van de derde schijf moet ingediend worden uiterlijk een maand voor de tweede schijf verstrijkt indien de derde schijf aansluit op de tweede. Om voor een derde schijf in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken uitgevoerd worden zoals gepland in de renovatienota of het gedetailleerd tijdschema. De toekenning van de derde schijf kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van de administratie ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het plaatsbezoek dat de werken niet uitgevoerd worden zoals gepland in de renovatienota of in het gedetailleerd tijdschema, dan wordt de toekenning van de derde schijf geweigerd.

§8. De aanvraag van de vierde schijf moet ingediend worden uiterlijk een maand voor de derde schijf verstrijkt indien de vierde schijf aansluit op de derde. Om voor een vierde schijf in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken uitgevoerd worden zoals gepland in de renovatienota of het gedetailleerd tijdschema. De toekenning van de vierde schijf kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van de administratie ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het plaatsbezoek dat de werken niet uitgevoerd worden zoals gepland in de renovatienota of in het gedetailleerd tijdschema, dan wordt de toekenning van de vierde schijf geweigerd.

 

§9. Indien de vrijstelling niet tijdig wordt aangevraagd en men wenst alsnog de vrijstelling aan te vragen, is een administratieve kost van 300 euro verschuldigd.

 

§10. Indien een plaatsbezoek tot vaststelling van de voortgang van de werken wordt geweigerd of indien aan de administratie geen toegang wordt   verleend tot de woning en/of het gebouw, dan wordt de toekenning van een tweede, derde of vierde schijf automatisch geweigerd.

 

Artikel 30 - Vrijstelling naar aanleiding aanvraag omgevingsvergunning

§1. Er wordt een vrijstelling van heffing verleend van zodra de belastingplichtige een schriftelijke bevestiging van de volledig bevonden aanvraag voor een omgevingsvergunning opgemaakt door een ambtenaar van de dienst omgeving voorlegt.

 

§2. De vrijstelling eindigt op het moment dat er een beslissing is omtrent de aanvraag.

 

§3. Indien de vergunning niet wordt verleend, dan vervalt de vrijstelling en moet  de houder van het zakelijk recht een heffing betalen zoals bepaald in artikel 25.

 

§4. Indien de vergunning wordt verleend, kan de belastingplichtige aansluitend de vrijstelling zoals beschreven in artikel 29, aanvragen.

 

Artikel 31 - Extra vrijstelling voor de renovatie van een beschermd monument

§1. Voor de renovatie van een beschermd monument kan een extra vrijstelling worden gegeven van maximaal één jaar als een vrijstelling voor renovatie werd toegekend zoals voorzien in artikel  29 van dit reglement. Om deze extra vrijstelling te bekomen, toont de belastingplichtige aan, vóór aanvang van de werken aan de hand van duidelijke bewijsstukken, dat door het specifiek karakter (beschermd monument) van de renovatie een renovatietermijn van 5 jaar niet volstaat.

 

§2. De aanvraag van de vijfde schijf moet ingediend worden uiterlijk een maand voor de vierde schijf verstrijkt. Om voor de vijfde schijf in aanmerking te komen, moet uit de stand van zaken blijken dat de werken uitgevoerd worden zoals gepland in de renovatienota of het gedetailleerd tijdschema. De toekenning van de vijfde schijf kan worden voorafgegaan door een plaatsbezoek van de administratie ter controle. Indien blijkt uit de stand van zaken of uit het verslag van het plaatsbezoek dat de werken niet uitgevoerd worden zoals gepland in de renovatienota of in het gedetailleerd tijdschema, dan wordt de extra verlenging geweigerd.

 

§3. Indien een plaatsbezoek ter vaststelling van de voortgang van de werken wordt geweigerd of indien aan de administratie geen toegang wordt verleend tot de woning en/ofhet gebouw, dan wordt de toekenning van een vijfde               schijf automatisch geweigerd.

 

Artikel 32 - Vrijstelling voor verblijf in een woon- en verzorgingsinstelling

Er wordt een vrijstelling van heffing van twee jaar verleend vanaf de datum van de administratieve akte aan de houder van het zakelijk recht die in een instelling verblijft en waarvan de woning de enige woning in bezit is. Deze vrijstelling wordt enkel verleend voor de opname op de ‘inventaris leegstaande woningen’ en niet voor de opname op de ‘inventaris verwaarloosde woningen’.

 

Artikel 33 - Vrijstelling voor ongeschikte en/of onbewoonbare woningen waarbij de woning de enige in bezit is van de belastingplichtige

Er wordt een vrijstelling voor onbepaalde duur verleend aan de houder van het zakelijk recht van een ongeschikt en/of onbewoonbaar verklaarde woning, indien de woning de enige is waarvan hij houder is van het zakelijk recht en hij die volledig gebruikt als hoofdverblijfplaats op het moment van de opstart van de procedure. De houder van het zakelijk recht is vrijgesteld zolang hij aan die voorwaarden voldoet.

 

Artikel 34 - Vrijstelling voor woningen en/of gebouwen getroffen door een ramp

Er wordt een vrijstelling verleend aan houders van het zakelijk recht van woningen en/of gebouwen die getroffen zijn door een ramp gedurende een periode van twee jaar volgend op de datum van de ramp.

 

Artikel 35 - Vrijstelling voor onteigening

Er wordt een vrijstelling verleend voor een woning of gebouw dat gelegen is binnen de grenzen van een voorlopig of goedgekeurd onteigeningsplan of waarvoor geen omgevingsvergunning meer wordt afgeleverd omdat een onteigeningsplan wordt voorbereid. De vrijstelling loopt vanaf de datum van betekening van het onteigeningsplan tot de datum van effectieve onteigening.

 

Artikel 36 - Vrijstelling voor sloop

§1. De belastingplichtige die aan de hand van een goedgekeurde omgevingsvergunning waarbij de sloop van het gebouw mee het onderwerp vormt van de vergunning kan een vrijstelling aanvragen.

 

§2. Deze vrijstelling geldt tot het slopen van het gebouw (bewijs via voorgelegde foto’s) of tot het einde van de geldigheid van de vergunning.

 

Artikel 37 - Vrijstellingen voor woningen en/of gebouwen die het onderwerp vormen van een gerechtelijke procedure

§1. Er wordt een vrijstelling verleend voor woningen en/of gebouwen waarvan het effectief gebruik onmogelijk is omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik, tot één jaar na het einde van de onmogelijkheid.

 

§2. Er wordt een vrijstelling verleend voor woningen en/of gebouwen waarvan het effectief gebruik onmogelijk is omwille van een gerechtelijke procedure, vanaf het begin van de onmogelijkheid tot effectief gebruik, tot één jaar  na het einde van de onmogelijkheid.

 

§3. De belastingsplichtige levert stukken aan die de stand van zaken van het strafrechtelijk onderzoek of de gerechtelijke procedure weergeven.

 

Artikel 38 -  Vrijstelling voor de leegstand van een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor de uitbating van een economische activiteit en waarvan de  oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit en eigenaar van het gebouw een gedeelte van het gebouw bewoont

§1. Er wordt voor een gebouw gevestigd in het kernwinkelgebied een vrijstelling verleend - tot wanneer de voornoemde voorwaarden niet meer van toepassing zijn - mits het pand visueel deel blijft uitmaken van het heersend straatbeeld en aldus de voormalige etalage niet wordt afgesloten, zoals bv. door grillewerk of door een rolluik.

 

Artikel 39 - Gedeeltelijke vrijstelling voor tijdelijk gebruik van een leegstaand gebouw in functie van het stimuleren van het ondernemerschap

§1. Het eerste jaar na gedeeltelijke vrijstelling betaalt de houder van het zakelijk gerechtigde van het gebouw in het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar zijn pand minimum voor een periode van vier maanden aaneensluitend ter beschikking heeft gesteld voor een tijdelijk, publiek toegankelijk (socio-) cultureel initiatief of voor een pop-up handels-of horecazaak en zolang de functie(wijziging) strookt met de bepalingen die in omschreven zones gelden conform de Beleidsvisie detailhandel.

 

§2. Er wordt een gedeeltelijke vrijstelling van heffing verleend voor het eerstvolgende aanslagjaar.

 

§3. Tijdens de vrijstellingsperiode stelt de houder van het zakelijk recht via de ondertekening van een lastgeving zijn leegstaand gebouw ter beschikking voor tijdelijke invullingen, zoals pop-up en startende ondernemers.

 

De houder van het zakelijk recht dient tijdens de vrijstellingsperiode de administratie op de hoogte te houden van elk bezettingscontract dat getekend wordt.

 

§4. De vrijstellingsperiode wordt verleend voor één jaar en betreft een halvering van het heffingsbedrag. Na deze vrijstellingsperiode wordt de houder van het zakelijk recht terug heffingsplichtig tenzij er opnieuw een gedeeltelijke vrijstelling kan worden aangevraagd voor een tijdelijk gebruik gedurende minimum vier maanden aaneensluitend.

Het eerste jaar na de gedeeltelijke vrijstelling betaalt de houder van het zakelijk recht van het gebouw de heffing, zoals bepaald in artikel 25.

 

Artikel 40 - Vrijstelling wegens het aanvragen van de schrapping van leegstaande woningen en/of gebouwen

§1. Er wordt een vrijstelling van de heffing, zoals bepaald in artikel 25, automatisch verleend gedurende een periode van zes maanden vanaf het moment van het eerste plaatsbezoek.

 

§2. De vrijstelling eindigt op het moment dat er een beslissing is omtrent de schrapping.

 

§3. Indien de schrapping niet wordt verleend, dan vervalt de vrijstelling en moet de houder van het zakelijke recht een heffing betalen zoals bepaald in artikel 25.

 

Artikel 41 - Vrijstelling voor het uitoefenen van een vrij beroep in een woning

§1. Er wordt een vrijstelling voor de belasting op leegstand verleend voor woningen die gebruikt worden voor het uitoefenen van een vrij beroep.

 

Onder een vrij beroep verstaat men elke zelfstandige beoefenaar van een dienstverlenend intellectueel beroep, waarbij de dienstverlening hoofdzakelijk uit een intellectuele prestatie bestaat, er een belangrijke voorafgaande opleiding en permanente vorming vereist is, de beoefenaar een persoonlijke verantwoordelijkheid draagt, de dienstverlening gebeurt zowel in het belang van de cliënt als het algemeen belang en de beroepsuitoefening onderworpen is aan een deontologie.

 

§2. Deze vrijstelling wordt enkel verleend wanneer er geen structurele wijzigingen aan de woning worden uitgevoerd, zodat wanneer de woning niet meer door de vrije beroeper wordt gebruikt, ze meteen terug gebruikt kan worden voor haar eigenlijke functie, namelijk wonen.

 

 

HOOFDSTUK VINKOHIERING, BEZWAARPROCEDURE, OVERGANGSMAATREGELEN EN BEKENDMAKING.

 

Artikel 42 - De belasting wordt door middel van een kohier ingevorderd

De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het

aanslagbiljet.

 

De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.

 

Artikel  43 - Bezwaarprocedure

§1. Indienen bezwaar:

De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting.

De indiening van het bezwaarschift moet op straffe van verval gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde  werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet.

Je richt je bezwaarschrift aan het college van burgemeester en schepenen. Dit dient steeds schriftelijk, gedateerd en ondertekend te gebeuren.

 

College van burgemeester en schepenen

Paradeplein 2 bus 1

2500 LIER

 

Uitgebreide info omtrent de bezwaarprocedure kan je terugvinden op de website van de Stad Lier : www.Lier.be.

 

§2. Behandeling bezwaar:

Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na indiening ervan. Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over het bezwaar en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan, binnen een termijn van zes maanden, ingaand de dag na deze van de betekening van het bezwaarschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend.

 

 

Artikel 44 – Overgangsmaatregelen

§1.Dit reglement vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot het inventariseren en het belasten van leegstaande woningen of gebouwen

 

§2. De woningen en gebouwen die al vóór het inwerking treden van onderhevig reglement op één van voormelde inventarissen, die mee onderwerp van dit reglement vormen, stonden opgenomen, behouden hun inventarisdatum. Bij de inkohiering van de belasting die betrekking heeft op het jaar 2020 en later worden de bedragen geïnd zoals voorzien in dit reglement.

 

Artikel 45 - Inwerkingtreding en bekendmaking

Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2020. Dit reglement wordt online bekendgemaakt op de gemeentelijke webtoepassing, binnen de tien dagen nadat het reglement werd aangenomen. De gemeente brengt de toezichthoudende overheid diezelfde dag op de hoogte van de publicatie, volgens de bepalingen van het decreet lokaal bestuur.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

RETRIBUTIEREGLEMENT OP OPENBARE KERMISSEN EN KERMISACTIVITEITEN OP HET OPENBAAR DOMEIN. GOEDKEURING.

 

MOTIVERING

Voorgeschiedenis

Retributiereglement op openbare kermissen en novemberfoor, goedgekeurd in de gemeenteraad dd. 16 december 2019.

Algemeen reglement organisatie kermissen, goedgekeurd in de gemeenteraad dd. 27 januari 2020.

 

Feiten en context

Voorstel nieuw losstaand retributiereglement (los van het nieuw algemeen reglement organisatie kermissen en foor)

 

Mogelijke wijzigingen van het standgeld staan in het vet gemarkeerd (zowel advies plaatsmeester als foorbonden):

 

 

Retributiereglement op openbare kermissen en kermisactiviteiten op het openbaar domein

 

Juridische grondslag

Artikel 170 § 4 van de Grondwet,

Artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur,

wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, gewijzigd door de wetten van 4 juli 2005 en 20 juli 2006

KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in kermisgastronomie en de vigerende decreten.

bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen,

Omzendbrief van de Vlaamse Regering betreffende de gemeentefiscaliteit dd. 15 februari 2019.

 

Motivering

Standhouders van de novemberfoor en andere kermissen maken hiervoor gebruik van het openbaar domein. Het is verantwoord dat de stad hiervoor een gepaste vergoeding vraagt.

 

Artikel 1: Termijn van de retributie

De stad Lier heft met ingang vanaf 1 maart 2020 voor de periode tot 31 december 2025 een retributie op de opstelling van kermisattracties op het openbaar domein.

 

Artikel 2: Retributieplichtige

De retributie is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunde standplaats werd toegewezen.

 

Artikel 3: Bepaling van de retributie

De hieronder vermelde standgelden zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex

(basis 2004). De indexatie gebeurt  eenmaal per jaar op de verjaardag van de overeenkomst.

 

Basishuurprijs (=........) x nieuwe index (= ..............)              =               .........

                      aanvangsindex (= .........)

 

Aanvangsindex = index van de maand voorafgaand aan de afsluiting van de overeenkomst

Nieuwe index = index van de maand voorafgaand aan de verjaardag van de overeenkomst

De aldus bekomen bedragen worden afgerond naar een veelvoud van 10 cent. Dit houdt in  dat een geïndexeerd bedrag dat eindigt op 1,2,3 en 4 eurocent wordt afgerond naar het lagere veelvoud van 10 cent. Het geïndexeerd bedrag dat eindigt op 5,6,7, 8 en 9 eurocent wordt afgerond naar het hogere veelvoud van 10 cent.

 

Artikel 4: Bedrag van de retributie

4.1 Wijkkermissen

Voor de wijkkermissen geld een standplaatsvergoeding van 5,00 euro per lopende meter voor de grootste afmeting van de inrichting. De standplaatsvergoeding telt vanaf elke begonnen meter. Er wordt niet gerekend per centimeter of halve meter.

 

4.2 Novemberfoor

Voor de Novemberfoor geldt een standplaatsvergoeding van 70,00 euro (nu 60 euro) per lopende meter voor de grootste afmeting van de inrichting.

 

Voor de grote instellingen vanaf 12 meter, de lunaparken en de automatische spelen wordt de standplaatsvergoeding bepaald op 90 euro of 100,00 euro (nu 90 euro) per lopende meter voor de grootste afmeting van de inrichting met een plafond tot 20 meter. De standplaatsvergoeding telt vanaf elke begonnen meter. Er wordt niet gerekend per centimeter of halve meter.

 

4.3 Retributie voor woonwagens

Woonwagens en caravans kunnen, indien de mogelijkheid zich voordoet, op het foorterrein geplaatst worden. Daarvoor wordt een standplaatsvergoeding van 25,00 euro aangerekend per woonwagen.

 

4.4 Nutsvoorzieningen

De bijdrage voor nutsvoorzieningen wordt jaarlijks bepaald door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 5: Betalingsvoorwaarden

De standplaatsvergoedingen moeten betaald worden voor een door het college van burgemeester en schepenen te bepalen datum. De betaling gebeurt door overschrijving op rekeningnummer BE82 0910 0010 0968 van stad Lier.

Bij niet betaling binnen de 30 dagen wordt een aanmaning verstuurd met het verzoek te betalen binnen de 14 dagen na datum van de aanmaning.

 

Indien binnen de voorgeschreven termijn geen betaling van het standgeld werd verricht, zal het college de standplaatsvergunning kunnen schorsen of  intrekken. (cfr. Reglement Novemberfoor en kermissen, artikel 11 Intrekking en opschorting van het abonnement), zonder dat de betrokken kermishouder van de standplaats enig recht op schadeloosstelling of andere vergoeding kan laten gelden. Het stadsbestuur beschikt dan over de standplaats en kan ze door een andere attractie laten bezetten.

 

Artikel 6: Diverse bepalingen

Dit retributiereglement geldt vanaf 1 maart 2020 en vervangt alle vorige reglementen, lastenboeken of collegebeslissingen inzake standgelden op de openbare kermissen georganiseerd door de stad Lier.

 

Adviezen

Plaatsmeester en ondernemen: er is een hele benchmark opgemaakt betreffende de wijzigingen van het standgeld en welke impact een prijsverhoging van het standgeld met zich mee brengt. (extra opbrengsten)

 

Een prijsverhoging met 10 euro per categorie voor de novemberfoor is in deze verantwoord daar stad Lier, in vergelijking met andere grotere kermissen, geen hoge retributie heeft ingesteld.

De verdeelsleutel 60 - 90 wordt sinds 2008 al toegepast. (met korting op de Gasthuisvest naar aanleiding van de verhuis wegens heraanleg Grote Markt - deze korting is sinds de editie van 2018 niet meer toegekend (uitdovend karakter))

 

Indien er een plafond wordt ingesteld, zoals voorgesteld door de foorbonden, heeft dit invloed op 1 abonnementhouder.

 

Tevens zijn we voorstander om de helft van de extra inkomsten te gebruiken voor de technische ondersteuning van de foor. Bij eventuele problemen is het budget niet meer toereikend om de foor te ondersteunen met de nodige voorzieningen en is de kermis niet meer operationeel in het meest slechte geval.

 

-> Extra inkomsten uit standgeld: 4.320 euro

 

Foorbonden: na overleg op 9 januari geven wij volgend advies:

 

Het standgeld van 60 euro wordt opgetrokken naar 70 euro voor de attracties tot 12 meter.

Het standgeld van 90 euro blijft behouden voor attracties van meer dan 12 meter en de lunaparken (met een plafond tot 20 meter).

 

De standgelden worden gekoppeld aan de gezondheidsindex (basis 2004) – de indexatie gebeurt eenmaal per jaar op de verjaardag van de overeenkomst. (datum ondertekening abonnement) - wij zijn geen voorstander om jaarlijks de bedragen te indexeren, maar te blijven werken volgens de datum van ons abonnement. Ook in andere steden en gemeenten, waar het standgeld gekoppeld is aan de index, wordt het standgeld op deze manier berekend.

 

We zijn tevens vragende partij of de helft van de extra opbrengsten van het standgeld kan gebruikt worden als budget om de werkingstoelage van de foor te verhogen. Onze werkingstoelage ligt op 1.000 euro en zouden deze kunnen verhoging met een extra voor acties en events te organiseren op de foor.

 

-> Extra inkomsten uit standgeld: 2.330 euro

 

Juridische grond

De wet van 25 juni 1993, gewijzigd door de wet van 4 juli 2005, het koninklijk besluit van 24 september 2006, het decreet van 24 februari 2017 en Besluit Vlaamse Regering van 21 April 2017, betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten.

 

Argumentatie

Het college overweegt het advies te volgen van plaatsmeester en ondernemen en voorliggend retributiereglement ter goedkeuring voor te leggen aan de Gemeenteraad.

 

Financiële weerslag

Nieuw retributiereglement op kermisattracties en kermisactiviteiten op het openbaar domein.

 

Extra opbrengsten meerjarenplan 2020 - 2025.

 

Stemming

 

24 stemmen voor: Frank Boogaerts, Marleen Vanderpoorten, Rik Verwaest, Walter Grootaers, Henri Pets, Bert Wollants, Ivo Andries, Annemie Goris, Freddy Callaerts, Jenny Van Damme, Marcel Taelman, Sabine Leyzen, Lucien Herijgers, Christina Wagner, Yahya Degirmenci, Katrien Vanhove, Peter Caluwé, Tom Claes, Thierry Suetens, Ann-Sofie Van den Broeck, Ilse Lambrechts, Dirk Frans, Maurits De Smedt en Geert Marrin

7 onthoudingen: Koen Breugelmans, Ella Cornelis, Stijn Coenen, Evi Van Camp, Stéphanie Van Campenhout, Heidi Van den Bergh en Walter Marien

Goedkeuring met 24 stemmen voor - 7 onthoudingen

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad beslist het retributiereglement voor de openbare kermissen en kermisactiviteiten op het openbaar domein integraal goed te keuren, zoals hierna als bijlage toegevoegd.

 

Art 2 :

De gemeenteraad beslist de gemeenteraadsbeslissing van 16 december 2019 over het retributiereglement op openbare kermissen en novemberfoor op te heffen bij ingang van dit besluit.

 

 

Bijlage:

 

Retributiereglement op openbare kermissen en kermisactiviteiten op het openbaar domein

 

Juridische grondslag

Artikel 170 § 4 van de Grondwet,

Artikel 40 § 3 van het Decreet over het lokaal bestuur,

wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, gewijzigd door de wetten van 4 juli 2005 en 20 juli 2006

KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in kermisgastronomie en de vigerende decreten.

bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen,

Omzendbrief van de Vlaamse Regering betreffende de gemeentefiscaliteit dd. 15 februari 2019.

 

Motivering

Standhouders van de novemberfoor en andere kermissen maken hiervoor gebruik van het openbaar domein. Het is verantwoord dat de stad hiervoor een gepaste vergoeding vraagt.

 

Artikel 1: Termijn van de retributie

De stad Lier heft met ingang vanaf 1 maart 2020 voor de periode tot 31 december 2025 een retributie op de opstelling van kermisattracties op het openbaar domein.

 

Artikel 2: Retributieplichtige

De retributie is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunde standplaats werd toegewezen.

 

Artikel 3: Bepaling van de retributie

De hieronder vermelde standgelden zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex

(basis 2004). De indexatie gebeurt  eenmaal per jaar op de verjaardag van de overeenkomst.

 

Basishuurprijs (=........) x nieuwe index (= ..............)              =               .........

                      aanvangsindex (= .........)

 

Aanvangsindex = index van de maand voorafgaand aan de afsluiting van de overeenkomst

Nieuwe index = index van de maand voorafgaand aan de verjaardag van de overeenkomst

De aldus bekomen bedragen worden afgerond naar een veelvoud van 10 cent. Dit houdt in  dat een geïndexeerd bedrag dat eindigt op 1,2,3 en 4 eurocent wordt afgerond naar het lagere veelvoud van 10 cent. Het geïndexeerd bedrag dat eindigt op 5,6,7, 8 en 9 eurocent wordt afgerond naar het hogere veelvoud van 10 cent.

 

Artikel 4: Bedrag van de retributie

4.1 Wijkkermissen

Voor de wijkkermissen geld een standplaatsvergoeding van 5,00 euro per lopende meter voor de grootste afmeting van de inrichting. De standplaatsvergoeding telt vanaf elke begonnen meter. Er wordt niet gerekend per centimeter of halve meter.

 

4.2 Novemberfoor

Voor de Novemberfoor geldt een standplaatsvergoeding van 70,00 euro per lopende meter voor de grootste afmeting van de inrichting.

 

Voor de grote instellingen vanaf 12 meter, de lunaparken en de automatische spelen wordt de standplaatsvergoeding bepaald op 100,00 euro per lopende meter voor de grootste afmeting van de inrichting met een plafond tot 20 meter. De standplaatsvergoeding telt vanaf elke begonnen meter. Er wordt niet gerekend per centimeter of halve meter.

 

4.3 Retributie voor woonwagens

Woonwagens en caravans kunnen, indien de mogelijkheid zich voordoet, op het foorterrein geplaatst worden. Daarvoor wordt een standplaatsvergoeding van 25,00 euro aangerekend per woonwagen.

 

4.4 Nutsvoorzieningen

De bijdrage voor nutsvoorzieningen wordt jaarlijks bepaald door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 5: Betalingsvoorwaarden

De standplaatsvergoedingen moeten betaald worden voor een door het college van burgemeester en schepenen te bepalen datum. De betaling gebeurt door overschrijving op rekeningnummer BE82 0910 0010 0968 van stad Lier.

Bij niet betaling binnen de 30 dagen wordt een aanmaning verstuurd met het verzoek te betalen binnen de 14 dagen na datum van de aanmaning.

 

Indien binnen de voorgeschreven termijn geen betaling van het standgeld werd verricht, zal het college de standplaatsvergunning kunnen schorsen of  intrekken. (cfr. Reglement Novemberfoor en kermissen, artikel 11 Intrekking en opschorting van het abonnement), zonder dat de betrokken kermishouder van de standplaats enig recht op schadeloosstelling of andere vergoeding kan laten gelden. Het stadsbestuur beschikt dan over de standplaats en kan ze door een andere attractie laten bezetten.

 

Artikel 6: Diverse bepalingen

Dit retributiereglement geldt vanaf 1 maart 2020 en vervangt alle vorige reglementen, lastenboeken of collegebeslissingen inzake standgelden op de openbare kermissen georganiseerd door de stad Lier.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

NOMINATIEVE SUBSIDIES 2020. GOEDKEURING

 

MOTIVERING

Feiten en context

In de gemeenteraad van 16/12/2019 werd het MJP 2020-2025 goedgekeurd.

Als bijlage bij het meerjarenplan werd ook een uitvoerige documentatie toegevoegd (zie bijlage). In dit rapport wordt een overzicht opgenomen van de toegestane werkings- en investeringssubsidies. Dit overzicht is opgemaakt per beleidsdoelstelling en op actieniveau.

 

Omdat sommige acties vrij algemeen geformuleerd worden en onderliggende subsidies gebundeld worden in 1 actie, is dit overzicht onvoldoende inzichtelijk. Het is aangewezen dat de gemeenteraad een voldoende duidelijk zicht krijgt op de nominatieve subsidies.

 

Daarom hebben we in een aparte bijlage het overzicht van de toegestane subsidies verder verfijnd waarbij als volgt wordt te werk gegaan:

        Subsidies op basis van een reglement worden groen gemarkeerd.

        Nominatieve subsidies worden geel gemarkeerd. Acties waar meerdere subsidies worden gebundeld worden verder uitgesplitst per specifieke nominatieve subsidie.

 

Op deze wijze heeft de raad een voldoende duidelijk zicht op de voorziene nominatieve subsidies dewelke voor het jaar 2020 in het meerjarenplan zijn opgenomen.

 

Stemming

 

19 stemmen voor: Frank Boogaerts, Marleen Vanderpoorten, Rik Verwaest, Walter Grootaers, Henri Pets, Bert Wollants, Ivo Andries, Annemie Goris, Jenny Van Damme, Marcel Taelman, Sabine Leyzen, Lucien Herijgers, Christina Wagner, Yahya Degirmenci, Thierry Suetens, Ann-Sofie Van den Broeck, Ilse Lambrechts, Dirk Frans en Maurits De Smedt

3 stemmen tegen: Ella Cornelis, Heidi Van den Bergh en Walter Marien

9 onthoudingen: Freddy Callaerts, Koen Breugelmans, Katrien Vanhove, Peter Caluwé, Stijn Coenen, Tom Claes, Evi Van Camp, Geert Marrin en Stéphanie Van Campenhout

Goedkeuring met 19 stemmen voor - 3 stemmen tegen - 9 onthoudingen

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad keurt het overzicht met nominatieve subsidies goed.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

LOKALE POLITIE LIER - BUDGETWIJZIGING 1&2/2019 - GOEDKEURING DOOR FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN. KENNISNAME

 

BESLUIT

De gemeenteraad neemt kennis van de brief dd. 21 januari 2020 i.v.m. goedkeuring met een opmerking van de begrotingswijzigingen 1&2/2019 van de lokale politie Lier door het Federaal Toezicht Lokale Politie.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

INTERPELLATIES

 

MOTIVERING

Interpellatie 1 : van Stéphanie Van Campenhout (CD&V) i.v.m. rattenplaag

Via verschillende media konden we vernemen dat er de laatste weken frequent meldingen gedaan worden in verband met overlast door ratten.

 

Graag zie ik hierbij de volgende vragen beantwoord:

1)   Hoeveel meldingen werden er inmiddels gedaan?

2)   Op de commissievergadering van januari stelde schepen Pets nog dat volgens de rattenvanger de situatie onder controle was. Is dit nog steeds het geval of is er sprake van een plaag?

3)   Wat is de oorzaak van deze overlast?

4)   Hoe zal de stad deze problematiek aanpakken?

 

Antwoord Schepen Rik Pets:

1 Hoeveel meldingen werden er inmiddels gedaan?

Hieronder een overzicht van de meldingen van Januari vorig jaar tot januari dit jaar:

Januari 2019: 15 meldingen

Februari 2019: 17 meldingen

Maart 2019: 11 meldingen

April 2019: 13 meldingen

Mei 2019: 14 meldingen

Juni 2019: 23 meldingen

Juli 2019: 16 meldingen

Augustus 2019: 21 meldingen

September 2019: 5 meldingen

Oktober 2019: 9 meldingen

November 2019: 9 meldingen

December 2019: 9 meldingen

Januari 2020: 23 meldingen

 

Het aantal meldingen zegt eigenlijk niet alles. Onze rattenvanger heeft een aantal vallen en buizen met vergif staan op verschillende plaatsen in grachten en op braakliggende terreinen etc. Dit gebeurt niet naar aanleiding van een melding maar omdat daar bijvoorbeeld een ideale habitat is voor ratten (onkruid, regelmatig sluikstort,…).

De rattenproblematiek heeft nu aandacht gekregen in de media. Mogelijk gaan de mensen daarom makkelijker de weg vinden om een melding te maken wat mogelijk tot een vermeerdering van meldingen kan leiden.

 

2 Op de commissievergadering van Januari stelde schepen Pets nog dat volgens de rattenvanger de situatie onder controle was. Is dit nog steeds het geval of is er sprake van een plaag?

We spreken al van een plaag wanneer de aanwezigheid van een onbepaald aantal ratten hinderlijk is.

 

Maar de situatie is onder controle. Op de plaatsen waar de rattenvanger meestal het meeste werk heeft is er zelfs een vermindering van de rattenpopulatie. Dit is af te leiden uit het feit dat er minder van het gif wordt gegeten ten opzichte van een paar maanden geleden. Ratten zijn er altijd en blijven meestal in de riolen. Wanneer er een breuk is in de riool of in een aansluiting kunnen de ratten zich een weg banen naar de begane grond. Dit doen ze dan zeker wanneer er bovengronds eten te vinden is. Sluikstort, zwerfvuil, rottende compost, etensresten… Ratten planten zich enorm snel voort en het is onmogelijk ze allemaal te verdelgen. Het komt er dus op aan om het ze zo moeilijk mogelijk te maken. Defecten aan de riool vermijden en zorgen dat ze geen eten vinden.

 

3 Wat is de oorzaak van deze overlast?

De oorzaak van eventuele overlast is zoals hierboven vermeld telkens te zoeken bij problemen met de riool, het op een verkeerde manier composteren en aan overschotten van diereneten. De ratten schuiven graag mee aan tafel aan volières of andere dierenhokken die zich in tuinen bevinden.

In de Berlarij zijn er bijvoorbeeld wel wat problemen met de riool. Er zijn daar veel mogelijkheden voor de ratten om zich een weg te banen uit de riool naar de begane grond.  Onze wegenisploeg kan dan telkens lokaal dit probleem gaan verhelpen maar dit is dweilen met de kraan open. Na zo’n herstelling vinden de ratten makkelijk een andere weg. Er staan de komende jaren werken gepland om de riool aldaar te vernieuwen. Dit gaat het probleem structureel oplossen.

Bij het composteren is het probleem dikwijls dat men ook etensresten composteert. Dit maakt de compost echter te nat en dan begint het te rotten ipv composteren. Dit trekt ratten aan.

 

4 Hoe zal de stad deze problematiek aanpakken?

Inzetten van de rattenvanger

Wanneer we een melding binnenkrijgen van een burger gaat de rattenvanger ter plaatse.

Hij gaat dan eerst zoeken naar de oorzaak van het probleem. (composteren, rommel in de tuin of die van de buren, …)

Verder geeft hij advies wat de mensen zelf kunnen doen om die beesten weg te houden. Hij gaat soms ook langs bij de buren van de melder om hen eveneens tips te geven. Er zijn uiteraard altijd mensen die niet willen of kunnen tegemoetkomen aan de vragen van de rattenvanger. We kunnen de mensen ook niets verplichten.

 

Sensibiliseren

De rattenvanger heeft een brochure van de provincie Antwerpen waarin die tips ook staan. Die bust hij waar nodig. Hij heeft onlangs ook de krant gehaald waarin hij de lezers probeerde te sensibiliseren. Verder is er op 5 februari ook een persbericht verspreid in opdracht van de burgemeester waarin die zaken ook staan.

 

Verouderde riolen herstellen.

Buiten de Berlarij zijn er nog straten waar de riolen vernieuwd gaan worden in de komende 5 jaar. Dit gaat telkens een zichtbaar verschil teweegbrengen.

 

De wetgeving ivm gif wordt steeds strikter. We mogen minder agressief gif gebruiken en we kunnen ook geen gif meer plaatsen bij de mensen thuis. Daarom zijn we meer en meer rattenvallen aan het gebruiken waarmee we de ratten levend vangen. We nemen die beestjes dan mee naar het depot en verdelgen ze hier. Omdat we geconfronteerd werden met mensen die bezorgd waren over de manier waarop we dit doen zijn we de meest humane manier gaan opzoeken om ratten te verdelgen.

We verdelgen de ratten nu met CO2. We hebben een werkkoffer omgebouwd waar we de val met het dier kunnen inzetten. We sluiten daar dan een fles CO2 op aan. De ratten worden op die manier eerst verdoofd en dan zachtjes doodgemaakt.

 

We waren vorig jaar bij de eersten die dit op deze manier deden in de regio en er zijn rattenvangers uit andere gemeentes die info hebben gevraagd en ook zijn komen kijken. Dit leidt enerzijds de aandacht af van de zogezegde ‘rattenplaag’ en anderzijds is dat toch ook iets om mee uit te pakken.

 

 

Interpellatie 2 : van Katrien Vanhove (GROEN-Lier&Ko) i.v.m. meer vrouw op straat

Radio 1 en Canvas voeren momenteel een campagne onder de noemer “Meer vrouw op straat”. Hiermee willen ze vrouwen uit het recente of niet zo recente verleden in de kijker zetten en ervoor zorgen dat ze een plek in het straatbeeld krijgen.

 

Het zette mij aan tot een bescheiden onderzoek. Volgens de stedelijke website tellen Lier en Koningshooikt samen 364 straten. Daarvan zijn er 58 genoemd naar een persoon. Dit kan een persoon zijn die echt bestaan heeft, een heilige of een fictief personage.

 

Van deze 58 straten met een persoonsnaam, zijn er 52 genoemd naar een man. Slechts 6 naar een vrouw. 1,6% van de Lierse en Hooiktse straten is genoemd naar een vrouw. Van deze 6 zijn er 2 naar heiligen genoemd, 3 naar personages uit werk van Felix Timmermans en 1 naar een vrouw die werkelijk geleefd heeft: Koningin Astrid.

 

Laten we eerlijk zijn. Dat kan beter.

 

In het kader van de campagne kreeg een voorstel van een Lierenaar - jullie kregen het ook allemaal in jullie mailbox - de nodige aandacht. Zo werd gesuggereerd om in Lier een “Moederplein” te realiseren. Een voorstel waar wij als Groen-Lier&Ko 100% achter staan. Het is een eerbetoon aan zoveel vrouwen tegelijk. Bovendien nodigt de keuze voor een “Moederplein”, en geen “Moederstraat”, uit tot ontmoeting. Een plein is daar immer de uitgelezen plek voor.

 

Maar onze inspanningen hoeven zich niet te beperken tot een “Moederplein”. Want willen we via ons straatbeeld vrouwen meer in de kijker plaatsen, dan zullen we nog een tandje moeten bijsteken. Ons lijkt het alvast een kans om hierrond een participatief project op te zetten. Adviesraden, verenigingen en inwoners betrekken bij de naamgeving van straten versterkt eenieders band met de stad, de buurt, de straat of het plein. Daar kunnen Lier en Koningshooikt alleen maar wel bij varen.

 

Mijn concrete vragen zijn:

        Engageert het stadsbestuur zich ertoe een “Moederplein” te realiseren?

        Hoe staat het stadsbestuur en de collega’s in de gemeenteraad tegenover een participatieve aanpak om voor “meer vrouw op straat” te zorgen?

 

Antwoord Schepen Rik Verwaest:

Wat betreft het toekennen van nieuwe straatnamen hanteert de stad al zeer lang de volgende procedure:

        Er wordt advies gevraagd aan de toponymische commissie, een onafhankelijk orgaan dat de nodige ervaring heeft op vlak van historische toponymie, cartografie en het Lierse verleden

        De commissie doet een voorstel waarbij ze altijd als eerste optie kijken naar historische toponiemen die voor de nieuwe straat van toepassing kunnen zijn. Als er geen toponiemen zijn kijkt men naar historische figuren die verbonden zijn met de locatie. Wanneer die niet voorhanden zijn kijkt men naar algemene historische figuren uit Lier of met een Lierse connectie.

Ik illustreer de drie categorieën even aan de hand van de nieuwe straten op de Sion-site: één straat heet daar Strijpensveld, naar het historisch toponiem voor deze locatie. De tweede straat heet de P.J. Denis-straat, naar de eerste directeur van de daar gelegen tekenacademie. Lokale binding dus. De derde straat werd de Van Grasen-straat gedoopt, naar een voormalig Liers burgemeester en historicus. Geen lokale binding, maar dat zo iemand een bijzonder en herinneringswaardig figuur is lijkt me, al dan niet om persoonlijke redenen, evident.

 

Concreet over uw voorstel:

Wat betreft de mogelijkheid om participatief te werken bij de toekenning van straatnamen: in het verleden deden we dat onder meer bij de naamgeving voor speeltuinen, sporthallen en de Pallietertunnel. Straatnamen is een ander verhaal, waar natuurlijk de nodige techniciteit bij komt kijken, vooropgesteld dat we ons drietrapsprincipe inzake historische toponiemen, aan de locatie gebonden historische figuren of algemene historische figuren behouden. De toponymische commissie zitten mensen die beschikken over de daarvoor vereiste historische en cartografische achtergrond.

 

Wat betreft meer aandacht voor vrouwen bij de toekenning van straatnamen: u weet net als ik dat een gemeen kantje van de geschiedenis is dat ze wordt geschreven door de dominante groepen van het moment. Wat tot heel lang bijna exclusief vermogende oudere mannen zijn. Gevolg is natuurlijk dat het tot in de 19e eeuw behoorlijk zoeken is in de historische bronnen naar markante Lierse vrouwen die geen heilige, vorstin of literair personage zijn. In die optiek geef ik ook even het weinig geweten feit mee dat alleen overleden personen een straat naar zich genoemd kunnen krijgen, omdat hun latere “handel en wandel” nog niet gekend is. Ter illustratie: in Brugge zijn ze nu allicht blij dat ze geen “Bisschop Vangheluwe”-laan lieten aanleggen in tempore non suspecto. Enige decretale uitzondering zijn leden van het koningshuis. Van wie algemeen geweten is dat hun handel en wandel van wieg tot het graf voorbeeldig is.

 

Het college is al enige tijd van mening dat er inderdaad meer vrouwen bij de nieuwe straatnaamkeuzes mogen zitten. We hebben deze vraag ook gesteld aan de toponymische commissie. Een lijst met historische en mogelijk meer actuele vrouwen waaruit kan geput worden indien een toponiem ontbreekt is al in opmaak.

 

Wat betreft de vraag voor een Moederplein: de suggestie wordt meegenomen bij de opmaak van deze lijst.

 

 

Interpellatie 3 : van Geert Marrin (GROEN-Lier&Ko) i.v.m. Liers Cultuurcentrum

In het bestuursakkoord 2019-2024 van Stad Lier lezen we dat ‘Een oplossing voor de toekomst van CC De Mol grondig wordt bestudeerd, zowel de opties van verbouwing als nieuwbouw. Indien financieel mogelijk wordt de realisatie van de meest wenselijke piste deze legislatuur opgestart.’

 

In het meerjarenplan van Stad Lier lezen we dan weer dat ‘Om een gevarieerd en kwaliteitsvol cultureel aanbod in het cultuurcentrum te kunnen blijven realiseren wordt in 2024 een studie opgemaakt voor een nieuw of een vernieuwd cultuurcentrum.’ Er werd hiervoor in 2024 en 2025 telkens €750.000 ingeschreven in de meerjarenbegroting.

 

Onder cultuurliefhebbers in onze stad heerst toenemende ongerustheid en onzekerheid over de toekomst van het Liers cultuurcentrum, niet in het minst omwille van het feit dat nog weinigen begrijpen waarom het zoveel tijd schijnt te vergen om een principiële keuze te maken op het niveau van de meerderheidsfracties en het College van Burgemeester en Schepenen. Een principiële keuze dus tussen eerder beperkte dan wel grondige renovatie of nieuwbouw en, dit laatste geval, op welke locatie.

 

Kunnen de diverse schepenen die mee verantwoordelijkheid dragen in dit dossier – ik denk dan met name aan collega’s Ivo Andries en Walter Grootaers – toelichten welke acties zij hieromtrent de voorbije periode ondernamen en de volgende periode zullen ondernemen?

 

Antwoord Schepen Ivo Andries:

Het CBS benadrukt het belang van het blijvend inzetten op een kwaliteitsvol cultureel aanbod voor de stad.

 

Vooraleer een keuze wordt gemaakt over de toekomst van het huidige cultuurcentrum, dienen verschillende pistes te worden onderzocht. Momenteel lopen op dit ogenblik gesprekken over het project stationsomgeving met een mogelijke inplanting van een nieuw cultuurcentrum. Deze gesprekken hopen we tegen de zomer af te ronden. Dat is bepalend in de beslissing die hierop kan volgen.

 

Als een nieuwbouw aan het station binnen de financiële mogelijkheden van de stad een realistische piste blijkt, kunnen zowel deze piste alsook de nieuwbouw/verbouwing op de huidige site verder worden uitgewerkt op basis van een programma van eisen.

 

 

Interpellatie 4 : van Peter Caluwé (GROEN-Lier&Ko) i.v.m. groenonderhoud

Dat groenonderhoud vaak drastisch is, of althans zo ervaren kan worden, hoeft niet te verbazen.

De redenen voor bomenkap zijn echter vaak perfect verdedigbaar vanuit ecologisch standpunt en/of veiligheidsredenen ten gevolge van ziektes. Onlangs werd omwille van ziekte onder de bomen stevig gesnoeid in het Maasfortbos en in het speelbos Ouderijstraat.

Het is duidelijk dat een goede communicatie over het waarom van dergelijke acties heel wat bezorgdheden bij inwoners kan wegnemen. Het plaatsen van infoborden met heldere informatie over de nakende werkzaamheden, zoals dat gebeurde aan het speelbos, kan dus zeker op sympathie van onze fractie rekenen.

 

Er werden ons recent echter enkele vragen en bezorgheden overgemaakt over het groenonderhoud in het straatbeeld. Twee concrete voorbeelden met bijhorende vragen:

 

        Recent werd op de hoek Kartuizersvest - Parelstraat door de stadsdiensten een boom verwijderd zonder enige aankondiging of duidelijke aanleiding:

        Waarom werd deze boom verwijderd?

        Acht het CBS het wenselijk om burgers in de toekomst ook op voorhand te informeren over de reden van kap van een individuele boom in het straatbeeld (vb. met een klein infobordje dat aan de boom wordt bevestigd)?

 

        Recent werden er in de Lindenstraat en aan het Kluizeplein een aantal bomen gesnoeid. Zowel kenners als niet-kenners op het vlak van groenonderhoud namen het woord ‘drastisch’ in de mond in hun beoordeling van het geleverde snoeiwerk. Het mag gezegd, de buurt lijkt enkele hippe kapstokken rijker:

        Wie besloot tot dergelijke snoeiwerken en om welke reden?

        Wie voerde de snoeiwerken uit?

        Is het CBS van mening dat de snoeiwerken volgens de regels van de kunst werden uitgevoerd? Waarom wel, niet?

        Indien niet, welke maatregelen zal het CBS nemen om dergelijk resultaat in de toekomst te voorkomen?

 

Antwoord Schepen Bert Wollants:

Voor de kapwerkzaamheden in de bossen (Speelbos Ouderijstraat en de Maasfortbaan) zijn de bewoners op de hoogte gebracht middels een persbericht, bewonersbrief, informatie op de website, facebook, en informatieborden ter plaatse (zie bijlage).

Het speelbos wordt op 20 februari weer herbeplant en in het najaar zal een deel van het Maasfortbos worden herbeplant.

 

De boom werd verwijderd om het ledigen van de OCT’s in de Kartuizersvest mogelijk te maken tijdens de omleiding voor bouwwerken. Zowel de kosten voor het verwijderen van de boom, de waardevermindering en het terugplaatsen van een nieuwe boom werden aan de bouwheer doorgerekend. De vraag voor het verwijderen van de boom kwam vanuit de cel verkeer, de groendienst ging ervan uit dat het verwijderen van de boom mee opgenomen was in de communicatie over de omleiding. Mogelijk is hierdoor de communicatie wat misgelopen. Na de bouw zal er in het najaar weer een nieuwe boom worden geplant.

 

Betreft de Lindenstraat:

De Lindestraat is een smalle straat. De takken van de bomen groeide tegen de gevels. De werken werden uitgevoerd door onze  eigen groendienst.

 

Vanwege de smalle straat en de standplaats dicht tegen de gevels is het nodig dat de bomen om de ca. 5 jaar worden teruggezet. Na het terugzetten hebben de bomen dan weer een aantal jaar om weer te kunnen uitgroeien. Deze manier van werken voorkomt dat er jaarlijks snoeiwerkzaamheden moeten plaatsvinden omdat de takken tegen de gevel groeien.

 

BESLUIT

Art 1 :

Kennisgenomen.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020
Overzicht punten

Zitting van 17 februari 2020

 

PROEFOPSTELLING  OP DE ANTWERPSESTEENWEG

 

MOTIVERING

De proefopstelling op de Antwerpsesteenweg blijft nog steeds een ramp! Niet enkel voor het doorgaand verkeer, maar ook voor de bedrijven die op en rond deze proefopstelling gelegen zijn!

Deze proefopstelling kan in de toekomst nooit op deze manier uitgevoerd worden door te veel nadelen. Ik som er enkele op;

        Filevorming: Niet enkel lastig voor doorgaand verkeer, maar ook  nadelig voor werkpersoneel, leveranciers en klantenverlies voor de baanwinkels.

        Alle wagens komende van heel de Albert Hein site, Decathlon site, garage Huygen, tennisclub Zevenbergen, enzovoort die naar Boechout moeten, worden verplicht rond te rijden langs Plaslaar. Nog meer drukte, file, onveiligheid, frustraties en zullen we het overbodige creëren van fijn stof er ook bij nemen.

        Door de bocht van 180° aan Plaslaar kunnen geen wagens meer door om familie, vrienden, collega’s af te zetten op het industrieterrein ( bv. Mivas ). Zij zijn verplicht tot aan de lichten van de ring te rijden dat op de spitsuren nogmaals file creëert tot op het baanvak om rechtdoor te rijden, om aan het kruispunt Mallekot – Duwijck nogmaals aan te schuiven daar deze lichten tijdens de spits te snel terug op rood springt.

        Door de filevorming op de Antwerpsesteenweg kunnen de wagens veel moeilijker afrijden van de baanwinkels waardoor onveilige situaties ontstaan door haastige automobilisten.

        Het aanschuiven aan de Car-wash is onveilig omdat er regelmatig door deze inrichting wagens op het rij vak staan.

        De bocht van 180° die gemaakt is aan de inrit van tennisclub Zevenbergen creëert onveilige situaties voor de wagens die moeten afslaan naar de site Decathlon.

        Het oversteken voor de voetgangers en fietsers is hier onveiliger gemaakt. Niet enkel door slechte verlichting. Ook de verplichte signalisatie laat te wensen over. Vooral tijdens de donkere maanden van de winter zijn voetgangers bijna onzichtbaar voor de bestuurders als zij willen oversteken.

        Fietsers die van de wijk Zevenbergen komen en veilig over het fietspad in tegenovergestelde richting rijden om op een veilige manier de sites en tennisclub Zevenbergen te bereiken, worden door de politie lastiggevallen en worden verplicht de gevaarlijke oversteken te trotseren. De wet telt voor allen, maar dit is ongevallen veroorzaken!

        Wagens die aan beide kanten 180° terugdraaien kunnen doorrijden voorbij de file om dan in te ritsen, dit tot ongenoegen van alle andere wagens die al veel langer in de file staan, en hierdoor nog langer kunnen aanschuiven.

 

Voor al deze nadelen, het vrachtvervoer van niet enkel de Duwijck maar ook de Mallekot, en voor alle baanwinkels die de wanhoop nabij zijn, en smeken om deze proefopstelling zo snel mogelijk efficiënter, duidelijker en vooral veiliger te maken, vraag ik hier aan de raad hoofdelijk te stemmen over volgend punt;

 

Voorstel beslissing:

De gemeenteraad geeft opdracht aan de Schepen van mobiliteit om vanuit de gemeenteraad zo snel mogelijk een vergadering te beleggen met Agentschap Wegen en Verkeer om hun te overtuigen deze proefopstelling drastisch te veranderen, deze veiliger en efficiënter te maken voor alle gebruikers! Een proefopstelling die het waard is om in de toekomst definitief te kunnen uitvoeren!

 

Stemming

 

6 stemmen voor: Freddy Callaerts, Marcel Taelman, Katrien Vanhove, Peter Caluwé, Tom Claes en Geert Marrin

18 stemmen tegen: Frank Boogaerts, Marleen Vanderpoorten, Rik Verwaest, Walter Grootaers, Henri Pets, Bert Wollants, Ivo Andries, Annemie Goris, Jenny Van Damme, Sabine Leyzen, Lucien Herijgers, Christina Wagner, Yahya Degirmenci, Thierry Suetens, Ann-Sofie Van den Broeck, Ilse Lambrechts, Dirk Frans en Maurits De Smedt

7 onthoudingen: Koen Breugelmans, Ella Cornelis, Stijn Coenen, Evi Van Camp, Stéphanie Van Campenhout, Heidi Van den Bergh en Walter Marien

Verworpen met 6 stemmen voor - 18 stemmen tegen - 7 onthoudingen

 

BESLUIT

Art 1 :

De gemeenteraad niet in te gaan op het voorstel.

 

Publicatiedatum: 28/04/2020