Lier

Zitting van 25 maart 2019

Van 20:00 uur.

 

Overzicht punten

 

Zitting van 25 maart 2019

 

OZ.1 Regeling der werkzaamheden

 

 

BESLUIT:

Kennisgenomen.

 

Publicatiedatum: 03/04/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 25 maart 2019

 

OZ.2 Mondelinge vragen

 

Er werden geen mondelinge vragen ingediend.

 

 

BESLUIT:

Kennisgenomen.

 

Publicatiedatum: 03/04/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 25 maart 2019

 

OZ.3 Actuele vragen

 

Er werden geen actuele vragen ingediend.

 

 

BESLUIT:

Kennisgenomen.

 

Publicatiedatum: 03/04/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 25 maart 2019

 

OZ.4 Verslag OCMW-raad 25 februari 2019. GOEDKEURING.

 

BESLUIT

Art. 1 :

De OCMW raad beslist het verslag van de zitting van de OCMW-raad van 25 februari 2019 goed te keuren.

 

Publicatiedatum: 03/04/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 25 maart 2019

 

OZ.5 Sociaal verhuurkantoor De Woonkans - wijziging van effectief lid voor raad van bestuur - GOEDKEURING.

 

BESLUIT

Art 1 :

De OCMW-raad draagt mevrouw Vanderpoorten Marleen in haar hoedanigheid als schepen voor om het OCMW Lier te vertegenwoordigen in de raad van bestuur van Sociaal verhuurkantoor de Woonkans vzw.

 

Art 2 :

Deze beslissing wordt ter kennisgeving aan het Sociaal verhuurkantoor de Woonkans vzw overgemaakt.

 

Art 3 :

Kopieën:

 

Aantal

Bestemmeling

1

Sociaal verhuurkantoor De Woonkans

1

vertegenwoordigers

 

 

Publicatiedatum: 03/04/2019
Overzicht punten

 

Zitting van 25 maart 2019

 

OZ.6 Interpellaties

 

IInterpellatie 1: van Yente Van Oosterwyck (Groen-Lier&Ko) i.v.m. het individueel verminderd tarief voor kinderopvang

Tijdens de laatste bijeenkomst van het BCSD werd onder andere gestemd over een aanpassing omtrent het toekennen van een individueel verminderd tarief voor de kosten betreffende kinderopvang.

Ouders die gebruik maken van een kinderopvangvoorziening met een inkomensgerelateerde ouderbijdrage hebben in bepaalde gevallen recht op een individueel verminderd tarief.

Het OCMW kan beslissen om een individueel verminderd tarief toe te kennen als blijkt dat het voor de ouders financieel onmogelijk is om het berekende of individueel verminderde inkomenstarief te betalen.

Volgende opties zijn hierbij mogelijk:

         Het recht geven op een individueel verminderd tarief dat slechts de helft is van het tarief op hun attest met inkomenstarief en kindcode, met een minimum van 5,07 euro

         Het recht geven op het standaard minimumtarief van 5,07 euro

         Het recht geven op het laagst mogelijke tarief, dit bedraagt (op heden) 1,65 euro

 

Momenteel is er sprake van een 25-tal dossiers waarbij het OCMW steeds besliste om het laagste tarief toe te kennen. Omdat het aantal dossiers in stijgende lijn gaat werd beslist de regels voor het toekennen van deze tarieven te herbekijken en aan te passen.

 

Graag brengen wij dit punt hier opnieuw ter discussie en wel om volgende redenen:

         We begrijpen dat de effectieve toekenning van dit tarief een zaak voor het BCSD is aangezien we dan spreken over een individueel cliëntendossier. Maar deze stemming gaat over de aanpassing van de werking van het OCMW en het is ons dan ook niet duidelijk  waarom deze niet op de OCMW-raad gebracht wordt.

         Deze nieuwe manier van toekennen vereist een meer uitgebreid sociaal onderzoek in tegenstelling tot het financieel onderzoek dat tot op heden uitgevoerd moest worden voor de toekenning van het individueel tarief. De winst die gehaald zal worden uit het niet automatisch toekennen van het laagste tarief kan volgens ons niet opwegen tegen de kosten die gemaakt zullen worden door het extra werk dat door de maatschappelijk werker nu zal moeten uitvoeren.

         Momenteel is er sprake van een 25-tal gezinnen waaraan het OCMW deze steunt verleent. Ondanks dat het aantal dossiers in stijgende lijn gaat kunnen we hier nog steeds niet spreken over een verontrustend aantal. Het verschil tussen het standaard tarief en het laagste tarief bedraagt amper 3,42 euro. Moeten we hiervoor echt in de zakken gaan zitten van mensen die het al niet makkelijk hebben?

 

Antwoord schepen Annemie Goris:

Geacht raadslid

Uw vraag betreft 3 onderdelen.

         Voor wat betreft het eerste onderdeel, met name de motivatie om dit item te agenderen op het BCSD, kan ik u het volgende meegeven:  Het klopt effectief dat het tot de bevoegdheid van de OCMW raad behoort om te beslissen over sociaal beleid, en van het BCSD over toekenningen rond cliëntdossiers.  Een beslissing rond het item  waarvan sprake past perfect binnen de opdracht van het BCSD. Feit is immers, dat het om redenen van coherentie in beslissingen rond individuele cliëntdossiers én omwille van praktische werkbaarheid (per comité worden meer dan 200 beslissingen genomen), van noodzakelijk belang om – in de schoot van het BCSD – gezamenlijke afspraken te maken rond een kader – binnen de welke beslissingen kunnen genomen worden. Het spreekt immers voor zich dat het onmogelijk is élke beslissing op individuele basis grondig af te wegen. Zoals aangegeven: dat is niet enkel praktisch onwerkbaar, maar zou ook leiden tot incoherentie in beslissingen. Het lijkt ons, naar kwaliteit van beleid én naar efficiëntie in beleid, absoluut het meest opportuun dat deze afspraken rond individuele beslissingen gemaakt worden door de leden die effectief moeten beslissen. Deze leden kunnen immers bogen op ervaring in beslissingen rond individuele cliëntdossiers, waardoor zij ook het meest beslagen zijn om tot goede en werkbare afspraken te komen. Bovendien is het BCSD ook representatief samengesteld,  wat maakt dat elke maatschappelijke strekking een bijdrage kan leveren in de afspraken die gemaakt moeten worden.

 

         Voor wat betreft het tweede onderdeel, met name de kosten – batenverhouding in de aangepaste manier van toekennen van financiële steun: Vooreerst wou ik aangeven, dat het u siert bezorgd te zijn rond de werkdruk van de Sociale Dienstverlening. Deze bezorgdheid deel ik ook, vandaar wordt de werkdruk ook maandelijks gemonitord op basis van een eerder geïntroduceerd meetsysteem. Want het klopt effectief dat de (psycho-sociale) last op de Sociale Dienstverlening niet min is.  Zoals u aangeeft in uw volgend punt, gaat het hier om een eerder beperkt aantal gezinnen – waardoor de bijkomende impact op de werklast moet worden gerelativeerd. Ten gronde is het ook onze basishouding dat financiële steun maximaal moet worden aangepast aan de reële sociaal – financiële context van gezinnen. De vernieuwde afspraak, leidt ertoe dat financiële steun beter afgestemd is op de reële financiële situatie van gezinnen. Gezinnen die het financieel moeilijker hebben, genieten méér steun dan andere gezinnen – hetgeen o.i. een gezond principe is.  Ik wil er u op wijzen dat ook voorzieningen in de kinderopvang ons gewezen hebben op de noodzaak onze afspraak inzake de toekenning van steun bij te sturen – net omwille van de redenen die ik hoger vermeld heb.

 

         Uw opmerking in het 3e onderdeel van uw vraagstelling, deel ik niet. Voor een kind dat voltijds naar de kinderopvang gaat, bedraagt het verschil in de maandelijkse factuur van 37,12€ tot 114,07€. Het gaat om een significant verschil, wat het verantwoordt om terzake een grondig onderzoek uit te voeren.

 

 

 

BESLUIT:

Kennisgenomen.

 

Publicatiedatum: 03/04/2019